Bij de Verenigde Naties streeft een commissie van vakspecialisten, de ‘United Nations Commission on the Status of Women’ (CSW), voor gendergelijkheid en de rechten van vrouwen. Jaarlijks bespreekt men in het VN-hoofdkwartier in New York de stand van zaken, voert men overleg over te nemen politieke stappen, stemt men resoluties en besluit men programma´s. Midden maart ging de 60e jaarvergadering door met deelname van Teresa Amarelle Boué, algemene secretaris van FOS-partner FMC, de Cubaanse vrouwenfederatie. Ze pakte uit met heel wat interessante cijfers over seksuele en reproductieve rechten in Cuba.
In haar toespraak stelde ze dat Cuba de Millenium doelstelling 3 over gendergelijkheid bereikt heeft. Ter illustratie vermeldde ze een aantal cijfers. Momenteel is 48% van de arbeidskrachten in staatsdienst en 40% van de zelfstandigen een vrouw. Onder de hogere kaders van overheidsinstellingen en staatsbedrijven betreft het 46%. Ook in instellingen met verkozen mandaten staan de vrouwen sterk. Ze vormen de helft van de provinciale raden, 49% van het nationale parlement en 42% van de staatsraad. 70% van de syndicale kaderleden zijn vrouwen. Deze positieve situatie op gebied van de deelname van de vrouw aan het economische, sociale, culturele en politieke leven in Cuba zou niet mogelijk geweest zijn ware ze niet vooraf gegaan door de verhoogde toegang van de vrouw tot het onderwijs en gespecialiseerde gezondheidsprogramma´s.
In Cuba draagt het nationale programma voor seksuele en reproductieve gezondheid (SRG) de naam PAMI (Programa de Atención Materno-Infantil) of het ‘zorgprogramma voor moeder en kind’. Het PAMI werd in 1980 opgestart. Het bestaat uit een aantal deelprogramma´s voor de preventie, promotie, bescherming en recuperatie van de SRG. De belangrijkste zijn het programma voor de vroegtijdige diagnose van cervix- en baarmoederkanker (1968), het programma van borstkankerbestrijding (1987), het programma voor seksuele opvoeding (1996) en het programma voor de vermindering van ondergewicht bij de pasgeborenen.
Een belangrijke instelling binnen het PAMI is de hogar materno of moederhuis. De vrouwen worden er tijdens hun zwangerschap opgevangen, begeleid en voorbereid op de bevalling en het moederschap. Op dit ogenblik telt Cuba meer dan 280 moederhuizen, bijna twee per gemeente. Deze nauwe opvolging en preventieve aanpak liggen aan de basis van het lage kindersterftecijfer in Cuba, dat vergelijkbaar is met dit van België.
In de meeste ontwikkelingslanden is baarmoederhalskanker (BHK) of cervixkanker de belangrijkste of de tweede oorzaak van kankersterfte bij vrouwen. BHK is goed te genezen als de ziekte op tijd opgespoord wordt, maar als ze pas in een laattijdig stadium wordt ontdekt sterft meer dan 80% van de patiëntes eraan. In Cuba is dat dankzij het programma voor de vroegtijdige diagnose van BHK niet het geval. Om de drie jaren worden alle vrouwen tussen 25 en 64 jaar uitgenodigd voor een uitstrijkje (of PAP-test). De huisarts houdt de opvolgingsfiche bij en FMC helpt bij het oproepen van de vrouwen. De dekkingsgraad van de uitstrijkjes is 75%. België heeft niet voor zo een georganiseerd screeningsprogramma voor baarmoederhalsuitstrijkjes gekozen. De dekkingsgraad van de uitstrijkjes in België is dan ook een van de laagste van Europa. Slechts 60% van de vrouwen tussen 25 en 64 jaar neemt regelmatig deel aan BHKscreening door middel van een uitstrijkje via hun gynaecoloog of huisarts. Het ter beschikking stellen van huistests moet meer Belgische vrouwen over de streep halen om mee te werken aan preventief onderzoek. Het gratis vaccin, voor meisjes tussen 12 en 18 jaar, ter bescherming tegen de humaan papilloma virus (HPV), oorzaak van vrijwel alle cervixkankers, is een strategie die in Cuba wegens te duur niet aangewend wordt. De Cubaanse farmaceutische industrie doet wel aan onderzoek naar een nationaal vaccin.
Negatieve tendensen counterenCuba beschikt over een uitstekend wettelijk en operatief kader om de seksuele opvoeding van haar bevolking te verzekeren. Bovendien haalt Cuba een hoge standaard van seksuele gezondheid inclusief kosteloze toegang tot voorzieningen (anticonceptie, veilige abortus, psychologische begeleiding, enz.) en een gunstige sociale wetgeving betreffende zwanger- en moederschap. Desondanks deze mooie resultaten blijft Cuba, net zoals in heel Latijns-Amerika, kampen met een hoog aantal zwangerschappen en zwangerschapsonderbrekingen bij tieners.
De oorzaak ligt bij een verlaging van de leeftijd waarop de jongeren seksueel actief worden en een zorgeloos gedrag tijdens de eerste seksuele relaties. In Cuba speelt bovendien, door het hoge aantal samengestelde gezinnen, de verzwakking van de begeleiding binnen het gezin een evidente rol. Met daar tegenover de verhoging van de sociale druk door leeftijdsgenoten en steeds meer geërotiseerde media. De Cubaanse overheid stimuleert de voorbije jaren een transversale aanpak op verschillende gebieden (psychologisch, sociaal, cultureel, institutioneel, …) om de negatieve tendens te counteren.
Teresa sloot haar discours met de volgende bedenking af: “De emancipatie van de vrouwen en meisjes worden niet enkel met woorden, noch met gefragmenteerde aanpakken bereikt. Er is heel wat inzet en stevige verbintenissen vanwege alle regeringen nodig, die de vrouwen het recht op een waardig leven waarborgen. De strijd laat geen grenzen toe die de landen uit het Noorden van deze uit het Zuiden onderscheiden.”FOS