Roberto Fernández Retamar, Cubaans schrijver overleden

Retamar, schrijver en professor literatuur, en voorzitter Casa de las Américas is op 20 juli overleden. Hij werd 89 en was vaak in contact met Fidel over de cultuurpolitiek van het socialistische eiland. In 2007 hadden Katrien Demuynck en Marc Vandepitte een lang gesprek met de man dat een plaats kreeg in het boek ‘Ontmoetingen met Fidel’ (EPO 2009, te bestellen:kasper@cubanismo.be) waarin ze heel wat bevoorrechte Cubaanse getuigen interviewden*. ‘In het jaar ‘61 kon je alle artiesten van het land in één zaal samenbrengen,vandaag zou je een baseballstadion nodig hebben.’RetamarMeer hoop dan vertrouwenZijn eerste stappen aan de universiteit zette hij in 1947. Hij begon zonder succes een studie architectuur, maar het volgende jaar koos hij wijsbegeerte en letteren en dat was de start van een bijzondere carrière. In 1955 en 1956 studeerde hij in Parijs. Het jaar daarop werd hij professor aan de Yale universiteit in de VS, en vanaf 1959 aan de universiteit van Havana. Vandaag is Roberto Fernández Retamar directeur van de Casa de las Americas*, een monument in de literaire wereld van Latijns-Amerika. De man heeft een zware basstem en fonkelende, enigszins guitige ogen. Hij zit ontspannen in een rieten stoel en doorspekt zijn cultuuranalyses met grapjes en anekdotes. Het is een genot om hem te interviewen.

Fidel leerde hij kennen op de campus. ‘Niet dat ik toen ooit met hem gesproken heb. Hij was twee jaar vroeger aan de universiteit begonnen, behoorde tot een andere lichting. Nu hebben we al een hele tijd dezelfde leeftijd, namelijk de derde (lacht). Ik hoorde hem voor ’t eerst in het openbaar spreken op het centrale plein van de universiteit. We hadden lokalen bezet uit protest tegen een of ander besluit van de regering. We stonden daar een beetje onze tijd te verlummelen en plots richtte Fidel het woord tot ons, hij vond dat we concrete en energieke maatregelen moesten nemen. Zijn Griekse profiel viel me op. Het was middag en hij zei: “Het is hier veel te warm om te praten, laten we naar het presidentieel paleis gaan om te protesteren.” En we gingen inderdaad met hem mee. Het was dit magnetisme dat hem later beroemd zou maken.’RevolutieDe jaren gingen voorbij en eind 1956 startte Fidel de gewapende strijd. Retamar had sympathie voor de rebellen maar geloofde niet dat ze op korte tijd in staat zouden zijn om Batista* te verjagen. ‘Ik dacht dat Batista hier nog lang zou blijven, zoals Somoza in Nicaragua en Trujillo in de Dominicaanse republiek. Ik had om zo te zeggen meer hoop dan vertrouwen op de overwinning van de guerrilla. Daarom aanvaardde ik in 1957 een leerstoel aan de universiteit van Yale. Na de overwinning bedankte ik voor een leerstoel aan de Columbia-universiteit van New York en keerde terug naar Havana, en hier ben ik tot op vandaag gebleven. De overgrote meerderheid van het volk was tegen de tirannie, en 1 januari 1959 was een emotioneel moment. We wisten dat er nog veel moeilijkheden voor ons lagen, maar ook dat dit een uitzonderlijke kans was om de maatschappij en het leven te veranderen. Op 8 januari zagen we vanaf een dakterras het defilé voorbijtrekken en hoorden we Fidel voor het eerst vanuit Havana tot de natie spreken. Een schitterende toespraak, en dan die duif die rond hem fladderde en zich neervlijde op zijn schouder. Het leek poëzie die werkelijkheid werd. Die betovering blijft op een of andere manier voortleven. In die bijna vijftig jaar hebben we uiteraard fouten gemaakt, maar de centrale lijn is de gezonde. Vergeet niet dat dit land, en vooral Havana, het bordeel was van de VS. Internationale gangsters en maffia hadden van Havana een van hun hoofdsteden gemaakt. Ik herinner me de pijn die ik voelde toen ik in Yale op een dag de New York Times opensloeg en een advertentie zag die zei: “Visit Havana, the Las Vegas of the Caribbean”. Zo laag was de hoofdstad van mijn land gedegradeerd. Dat verklaart ook de vreugde waarmee ik de revolutie verwelkomde en waarom ik er mijn leven aan heb gewijd. Ik was toen achtentwintig en nu zesenzeventig.’Cultuur en revolutieDe beginjaren waren absoluut niet gemakkelijk voor intellectuelen en artiesten. ‘Dat waren ze voor niemand, natuurlijk. Maar laat me het volgende zeggen. In Cuba waren er geen literaire uitgeverijen voor 1959, wie publiceerde moest zijn boeken meestal zelf bekostigen. Er bestonden geen auteursrechten maar wel auteursplichten… Toen de revolutie uitgeverijen oprichtte hoefden we voor het eerst niet zelf onze boeken te betalen, we ontvingen royalties. En in het algemeen werd er een gunstig klimaat geschapen voor het cultuurleven.’ In de lente van 1961 steeg de spanning tussen de VS en Cuba. Er hing iets in de lucht, letterlijk. Op 15 april werden de luchthavens gebombardeerd – de voorbode van de poging tot invasie. Op de begrafenis van de slachtoffers van de bombardementen kondigde Fidel het socialistische karakter van de revolutie af. ‘Dat gaf velen van ons een goed gevoel omdat we tevoren reeds sympathisanten van het socialisme waren. Maar het gaf ook aanleiding tot veel vragen in kunstenaarskringen, ook bij mezelf. Zou men in dit socialistische land strenge normen opleggen aan de kunst, zoals in de Sovjet-Unie en bij haar bondgenoten? Of zou men de artistieke vrijheid handhaven?’ Twee maand later was er al een eerste conflict, een documentaire over het nachtleven in Havana mocht niet vertoond worden in het Instituut voor Cinematografie. ‘Hier in de Casa de las Americas kwamen schrijvers en artiesten bijeen om over die zaak te praten. Later riep Fidel kunstenaars en intellectuelen drie dagen bijeen in de Nationale Bibliotheek voor overleg en discussie, en aan het eind daarvan formuleerde hij zijn “Palabras a los intelectuales” (Woorden gericht aan de intellectuelen). Die oriënteren tot op vandaag de culturele politiek. Van toen dateren die fameuze woorden, “Binnen de revolutie alles, tegen de revolutie niets”. Alle kunstenaars moesten binnen de revolutie kunnen werken, niet alleen die met een revolutionaire overtuiging. Het is dus niet “buiten de revolutie niets”. De revolutie heeft kritiek nodig, maar er is een groot verschil tussen kritiek binnen en kritiek tegen de revolutie.’Maar er kwam toenemende ideologische druk, vooral in de vroege jaren zeventig. ‘Het was een moeilijke tijd. Cuba stond geïsoleerd en aanvaardde in 1972 toe te treden tot de Comecon*. Dat ging gepaard met een proces van verstrakking. De Cubaanse revolutie was tot dan heel vrij en autonoom geweest, origineel en geboren uit onze eigen wortels. Nu veranderde dat. Waardevolle schrijvers en artiesten werden gemarginaliseerd en tegelijk werd vrij spel gegeven aan veel middelmatigheid. Die periode werd door de kunstcriticus Ambrosio Fornet omschreven als de “vijf sombere jaren”.’Het dieptepunt werd bereikt met de affaire Padilla. ‘Heberto Padilla was een uitstekend dichter van mijn generatie, we waren vrienden. Hij stelde zich kritisch op ten aanzien van sommige aspecten van de revolutie, maar so what? Hij schreef een boek, Fuera del Juego (Buitenspel), dat een prijs kreeg van UNEAC, de Unie van Cubaanse Schrijvers en Artiesten. Maar toen het boek gepubliceerd werd keurde het voorwoord van de uitgevers de keuze van UNEAC af, omdat Padilla er afwijkende meningen op nahield. Dat was het eerste deel van de zaak Padilla. Heberto bleef bij zijn standpunt. In 1971, een moment van grote spanningen voor Cuba, werd hij opgepakt op beschuldiging van propaganda tegen de revolutie, maar gelukkig na een maand weer vrijgelaten. Daarna heeft hij tijdens een vergadering van de UNEAC een absurde zelfkritiek geformuleerd. Hij had vele jaren in Moskou gewoond en wat hij zei was een karikatuur van de zelfkritieken die grote revolutionairen in de lamentabele processen van de jaren dertig in Moskou gemaakt hadden. Zijn toespraak werd echter wereldwijd verspreid en dat was het tweede, zeer geruchtmakende deel van de zaak Padilla. Het was voor iedereen een slechte zaak. Ik wou dat het nooit was gebeurd, omdat Padilla mijn vriend was, en ook wegens de schade die de revolutie heeft geleden. De zaak werd een splijtzwam voor de intellectuelen die Cuba steunden, ze werd opgeblazen tot een monsterlijk feit, met de suggestie dat duizenden schrijvers bij ons de mond gesnoerd werden. Enkele belangrijke buitenlandse intellectuelen braken toen met de Cubaanse revolutie. Na zijn zelfkritiek leefde Padilla gewoon verder op Cuba tot hij het land rond 1980 verliet. Meer is er niet gebeurd. Maar de schade was een feit, er is onder meer gezegd dat Heberto gefolterd was om hem te dwingen tot die toespraak. Later heb ik hem nog eens ontmoet in Madrid. We zijn toen samen iets gaan drinken, maar hij is niet bij ons teruggekeerd en is gestorven in de VS. Er zijn redenen genoeg om die ongelukkige zaak achter ons te laten, het was een opeenstapeling van vergissingen. We kunnen niet voortdurend blijven omkijken en zoals de vrouw van Lot in zoutzuilen veranderen.’ RectificatieDe toetreding tot de Comecon gaf de Cubaanse economie veel mogelijkheden, maar leidde dus ook tot het kopiëren van fouten van het Sovjetmodel. Halverwege de jaren tachtig stagneerde de economie en kwamen die fouten aan de oppervlakte. Fidel lanceerde daarop een Rectificatieproces*. Retamar: ‘Op het culturele vlak begon het rectificatieproces gelukkig al in de tweede helft van de jaren zeventig. Het ministerie van Cultuur werd opgericht, met aan het hoofd Armando Hart, die afrekende met de vijf sombere jaren. Ik ben ervan overtuigd dat Fidel ook in de culturele rectificatie een beslissende rol heeft gespeeld. Fidel is de belangrijkste drijvende kracht van de revolutie. De belangrijkste niet de enige. Wat hij ook doet laat altijd zijn sporen na. Hij heeft zelf een brede cultuur, is een echte boekenverslinder.’Cultuur is essentieel in Cuba. ‘Het is een van de grote verwezenlijkingen: de aandacht voor onderwijs en cultuur die de revolutie aan het volk heeft teruggegeven. Er zijn dingen gerealiseerd zoals de decentralisatie van de universiteit naar de gemeenten, het land is bezig één grote universiteit te worden. In 1961 kon je alle artiesten van het land in een zaal van de Nationale Bibliotheek samenbrengen, vandaag zou je een baseballstadion nodig hebben. Bij het concept cultuur zijn volgens mij twee zaken belangrijk. Vooreerst de slogan van de alfabetiseringscampagne en van het ministerie van Onderwijs: “Ser cultos para ser libres” (Ontwikkeld zijn om vrij te zijn), een idee van Martí*. Een tweede punt dateert van de jaren negentig, toen we een hachelijke economische crisis doormaakten. Fidel zei toen op een bijeenkomst van schrijvers: “Het eerste wat we moeten redden is de cultuur”, met andere woorden als we de cultuur verliezen, verliezen we alles.’ Cubaanse eigenheidCuba heeft een ander traject gevolgd dan het Oostblok. Retamar beklemtoont overigens het onderscheid tussen de Sovjet-Unie en de landen uit haar periferie. ‘Wat Rusland betreft, dat was ongetwijfeld een authentieke revolutie. Je weet dat Lenin dacht dat de revolutie zich zou uitbreiden over heel Europa, maar dat is jammer genoeg niet gebeurd, de revolutie bleef beperkt tot dat achterlijke land, semifeodaal, zonder ervaring met democratische politiek. Het was een land vol analfabeten. Op een bepaald moment zei Lenin: “De cultuurpolitiek heeft tot doel de vlooien uit te roeien bij het Russische volk”. Om maar te zeggen dat de Russische revolutie met verschrikkelijke omstandigheden te maken had. In de periferie van de Sovjet-Unie is het anders. Het Sovjetleger verjoeg de regeringen-tegen-het-volk, die vaak openlijk fascistisch waren, en zo werden de “volksdemocratieën” geïnstalleerd. In die landen heeft geen revolutie plaatsgevonden. Ik herinner me dat in 1961 in de DDR* een schrijver me zei dat hij erg ontroerd was door de Cubaanse slagzin “Leve onze socialistische revolutie”. Zij konden dat niet zeggen, ze voelden de revolutie niet aan als iets van hen. Dat is een erg groot verschil. In de Sierra Maestra* is geen schot gelost door het Russische leger of door een ander land dat zich socialistisch noemde. De Cubaanse revolutie ontstond uit de traditie van de strijd voor onafhankelijkheid. In feite hebben in Cuba verschillende revoluties zich aan elkaar vastgeklonken, vanaf 1868 (toen de strijd begon voor onafhankelijkheid tegen Spanje) tot op vandaag. Dat is specifiek voor onze geschiedenis.’FidelWe vragen Retamar wat volgens hem de belangrijkste bijdrage van Fidel is. ‘Dat hij aan het Cubaanse volk zijn volle waardigheid heeft teruggegeven. Fidel is diep Martiaans en Martí zei: “Ik wil dat de eerste wet van onze republiek bestaat in het nastreven van de volle waardigheid van de mens.” Met die frase begint de grondwet van Cuba, de tekst die in 1976 gestemd werd en aangevuld in 1991. Natuurlijk zijn er vele verwezenlijkingen van de revolutie, maar ik denk dat dit wel de belangrijkste is, de cultus van de menselijke waardigheid. Waardigheid is een woord dat niet voorkomt in het woordenboek van politici maar dat voortdurend gebruikt wordt door Martí én door Fidel: waardigheid, trots om wat we zijn. Ik denk dat dit een grootse bijdrage is, en de rest vloeit eruit voort. Een ander sterk punt van Fidel is zijn kritische houding, niet alleen voor anderen maar ook voor zichzelf. We stelden ons in de jaren zeventig tot doel een gigantische suikeroogst te bereiken van tien miljoen ton en dat lukte niet, ondanks grote inspanningen. Ik herinner me dat het Fidel zelf was die aankondigde dat we er niet in zouden slagen. Hij zei dat het onze verantwoordelijkheid was, maar na een korte stilte hernam hij: “Het is míjn verantwoordelijkheid.” Maar natuurlijk kan hij ook kritisch zijn voor anderen.’ Het is februari 2007, Fidel is al een hele tijd ziek. Hoe ziet Retamar de toekomst? ‘Sinds meer dan een half jaar regeert hij niet meer, en – in tegenstelling tot wat de imperialisten voorspelden, dat Cuba zonder Fidel een chaos zou worden – is er absoluut geen chaos. Raúl doet het zeer goed, en de jonge kameraden staan volgens mij borg voor het voortbestaan van de revolutie. Tijdens deze “proefperiode” is het eigenlijk al bewezen. Dat is trouwens de grootste eer die we Fidel Castro kunnen betuigen: erop te vertrouwen dat de revolutie hem zal overleven.’ *: De auteurs spoorden mensen op die hem vergezelden op sleutelmomenten in zijn leven. Ze spraken met topfiguren uit zijn entourage en met familieleden zoals Mariela Castro, en tekenden getuigenissen op van sportlui zoals Ana Fidelia, artiesten zoals Omara Portuondo (Buena Vista Social Club) en journalisten die hem van zijn niet-officiële zijde hebben leren kennen. Daardoor komen verrassende en ongekende aspecten van het leven van een van de meest markante leiders van de laatste vijftig jaar aan de oppervlakte. Bestel via kasper@cubanismo.be € 20 incl verzending, €18 ledenprijs

Blijf op de hoogte. Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Restez informé. Abonnez-vous à notre newsletter.