De Cubaanse markt kampt sinds enige tijd met een tekort van bepaalde voedingswaren (o.a. kip en eieren) en hygiënische producten (o.a. toiletpapier en zeep). De verscherping van de VS-blokkade tegen Cuba leidt tot hogere prijzen voor de consumenten doordat de kosten van de (vele) ingevoerde producten stijgen. Het ministerie voor Binnenlandse Handel (MINCIN) neemt maatregelen om een sociale verdeling van de consumptiegoederen te waarborgen.
Prijzen en rantsoenIn Cuba staat de overheid in voor het aanbod en de distributie van de producten. De kleinhandelverkoop is ofwel genormaliseerd, gecontroleerd of gereguleerd.
Genormaliseerde verkoop verloopt via de aan de consument toegewezen vaste verkooppunten (bodega), tegen (fel) gesubsidieerde prijzen en volgens bepaalde bevoorradingscycli. De aankopen worden in de ‘libreta’ (rantsoenboekje) genoteerd. Je kan dus maar een bepaalde hoeveelheid kopen.
De gecontroleerde verkoop verloopt via hetzelfde winkelnetwerk, maar tegen niet-gesubsidieerde prijzen. De verkoop gebeurt naargelang de voorraad, en wordt in de libreta genoteerd.
De gereguleerde verkoop ten slotte verloopt via het netwerk van de vrije verkoop. De verkoop is vrij, maar met maximumaantallen per persoon, hoewel dat niet in de libreta wordt genoteerd.
De libreta werd in 1962 ingevoerd en moet ervoor zorgen dat elk gezin een gegarandeerd aantal basisproducten kan kopen. Zo kon je (in 2018) op de laatste dag van de maand 5 pond (ca. 2,3 kg) rijst tegen 0,25 CUP/pond kopen, of om de 3 dagen een kip tegen 0,70 CUP/pond. Andere basisproducten zijn suiker, vis, melk, koffie, brood (0,05 CUP/80 g), pasta, eieren, etc.
De Cubaanse distributiesector van de consumptiegoederen bestaat uit twee kanalen: de genormaliseerde bevoorrading van basisproducten in de winkels in nationale munt (CUP), en de boerenmarkten (staat en coöperaties) en de ‘deviezenwinkels’. Vroeger kon je in de boerenmarkten en deviezenwinkels alleen met de deviezenmunt (de CUC of peso convertible, inwisselbaar tegen bv. dollars) betalen, maar nu kan je zowel met CUP als CUC betalen, rekening houdend dat 1 CUC = 24 CUP.
In de eerste keten vind je vooral Cubaanse makelij, terwijl de deviezenwinkels veel ingevoerde (en dure) producten aanbieden. In beide ketens zijn de winkels in staatshanden. De deviezenwinkels hanteren naar verluidt winstmarges van 180 tot 240% (verschil tussen aankoop- en verkoopprijs), waardoor de rijkere Cubanen en de toeristen dus de gesubsidieerde producten mee helpen betalen. De meeste deviezenwinkels vind je in de provincie van Havana en de toeristische zones. De prijzen in een CUP-winkel en in een deviezenwinkel liggen soms ver uit elkaar: zo kan een kilogram koffie in het ene geval 60 CUP/kg en in het andere geval 12 CUC of 528 CUP kosten…Een gemiddeld maandloon bedroeg in 2017 ongeveer 767 CUP (ca. € 27). Hoewel een loutere monetaire vergelijking niet opgaat (de lage Cubaanse koopkracht wordt immers enigszins gecompenseerd door een gratis of zeer goedkoop aanbod van onderwijs, cultuur, sport en gezondheidszorg), is het duidelijk dat de individuele consumptie laag is en dat, zoals de regering ook erkent, een gemiddeld loon ontoereikend is. De controle op de prijzen en het werkelijk beschikbare aanbod zijn dus van groot belang. Lezersbrieven in Granma tonen aan dat die controle (bv. op de boerenmarkten) soms te wensen overlaat. Nationale productie en importCuba voert jaarlijks voor meer dan 2 miljard dollar aan voedsel in, uit verafgelegen landen en de verscherpte blokkade maakt dus alles veel duurder.
Logistieke problemen (vervoer) en een gebrekkige infrastructuur maken dat de bevoorrading onregelmatig verloopt, zodat niet alle producten altijd in de winkelrekken liggen. De binnenlandse productie is daarnaast nog onvoldoende ontwikkeld om de invoer van dure producten te vervangen. Zo zouden er, om aan de vraag te voldoen, dagelijks 5,7 miljoen eieren moeten worden geproduceerd, terwijl er dat gemiddeld maar 4,8 miljoen zijn, aldus Betsy Díaz Velázquez, minister van Binnenlandse Handel. Of neem het varkensvlees – zeer populair bij de Cubanen – waarvan de productie, o.a. door een onregelmatige aanvoer van varkensvoeder, bijna 1200 ton onder de verwachtingen bleef.
Om speculatie en zwarte markt – door het opkopen van grote hoeveelheden, waardoor de schaarste en daarmee de marktprijzen stijgen – tegen te gaan mogen bepaalde producten maar in beperkte aantallen en via specifieke kanalen (winkels) worden verkocht. Zo mag er van kip – het importproduct bij uitstek – (maandelijks) maximaal 5 kg/persoon over de toonbank gaan. De prijs van vis is dan weer vastgelegd op 20 CUP per pond, en een gezin van maximum 3 personen mag 1 vis kopen (gezinnen van 2 tot 6 personen mogen 2 vissen kopen, die van 7 en meer personen mogen er 3 kopen). Deze beperkingen gelden 48 uur; daarna mogen er 2 vissen per gezin worden verkocht. De vissen worden per stuk verkocht om discussies over de porties te vermijden.
Daarnaast zijn ook normen qua prijs en aantallen vastgelegd voor de aankopen door de zelfstandigen.
Cuba bevindt zich niet in een nieuwe speciale periode – waarin er zowat aan alles een groot tekort was – maar de regering grijpt in om te vermijden dat sommige mensen, letterlijk, op hun honger blijven wegens een ongelijke verdeling van de beschikbare producten. De kranten en de televisie doen hun best om de consumenten te informeren, en de mensen kunnen hun commentaar geven. Maar de schaarste is wel een zeer tastbaar gevolg van de verscherpte blokkade door de regering Trump, die hoopt dat de Cubanen hun regering en systeem zullen laten vallen. Dat is, al zestig jaar, buiten de revolutionaire trouw en verzet van het volk gerekend.