De standvastigheid van de Cubaanse Revolutie blijft voor de VS moeilijk te verteren. Ontwikkelingssamenwerking wordt daarom meer en meer als gangmaker ingezet om het Cubaanse staatsmodel te breken, met als excuus de opbouw van een ‘onafhankelijke’ civiele maatschappij. Al blijft de vraag wat de VS dan wel bedoelen met die ‘onafhankelijkheid’.
Ontwikkelingshulp in functie van de belangen van de VSUSAID, de United States Agency for International Development, is niet enkel het grootste en meest toonaangevende ontwikkelingsagentschap ter wereld, het bepaalt ook wereldwijd wat de ontwikkelingsprioriteiten moeten zijn. Respect voor de nationale soevereiniteit en het eigenaarschap van de hulpontvangende landen zijn daarbij niet de eerste prioriteit. (De website van USAID is duidelijk: de werking van het agentschap staat in functie van het versterken van de nationale veiligheid van de VS (“USAIDS’s work advances U.
S. national security”). Al meer dan 60 jaar willen de VS de wereld doen geloven dat de Cubaanse socialistische staat een bedreiging vormt voor hun nationale veiligheid. In hun communicatie over het eiland hanteren zij systematisch termen zoals “dictatuur”, “terreur” en “tirannie”.
Om de Cubaanse regering ten val te brengen, keurde het Congres in de jaren ‘90 zelfs twee specifieke Cuba-wetten goed, met name de Cuban Democracy Act (1992), die enkele jaren later werd versterkt met de Cuban Liberty and Democratic Solidarity (LIBERTAD) Act (1996; beter bekend als de wet Helms-Burton). Het is een publiek geheim dat de anti-Castro lobby in de VS in deze de pen vasthield. Die wetten scherpen niet enkel de economische blokkade tegen Cuba aan om alzo het isolement van het eiland ten top te drijven, maar erkennen ontwikkelingshulp officieel als tweede pijler om “een vreedzame overgang naar een representatieve democratie” op het Caraïbisch eiland te bewerkstelligen.
Om dat doel te bereiken willen de VS zwaar inzetten op het creëren van een “onafhankelijke” civiele maatschappij met als bedoeling om van binnenuit de Cubaanse regering op de knieën te krijgen. Deze opdracht wordt niet alleen uitbesteed aan overheidsinstellingen van de VS maar ook aan “gepaste” (“appropriate”) niet-gouvernementele organisaties. Hulp aan de Cubaanse overheid is verboden.
Een civiele maatschappij à la USAIDUSAID is een essentiële tussenschakel in het kanaliseren van overheidsfondsen naar organisaties die de Cuba-wetten in de praktijk moeten uitvoeren. Volgens de meest recente cijfers (van 12 september 2022) hebben de VS in de periode van 2001 tot en met 2022 een totaal bedrag van 240 miljoen dollar aan ontwikkelingsgelden besteed aan projecten en programma’s die moeten bijdragen tot die zogenaamde “democratische transitie”.74 procent van dit budget (zo’n 177 miljoen dollar) werd via USAID gekanaliseerd naar NGO’s , universiteiten, privébedrijven en “andere partners”. Het overgrote merendeel van die partners heeft zijn zetel in de VS. Lang niet alle partners worden met naam en toenaam vernoemd maar worden ondergebracht in de categorie van “Enterprise/NGO – United States/Non-United States – Other”.“We hebben je hulp niet nodig.” Foto: David Lisbona, Flickr / CC BY 2.0Op vraag van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nationale Veiligheidsraad, startte USAID in 2008 het Cuban Civil Society Program. Fidel Castro had zich net teruggetrokken uit zijn functie als president en in de VS dacht men dat eindelijk hun moment de gloire zou komen. Het programma had als doel om “de reikwijdte en slagkracht van de onafhankelijke civiele maatschappij in Cuba” uit te breiden. Om dit te bereiken wilde USAID “onafhankelijke” groepen en organisaties steunen en ging het op zoek naar “niet-traditionele” actoren die zouden worden opgeleid om een omgeving die “vreedzame” transitie mogelijk te maken. USAID ambieerde om nieuwe groepen op te starten van mensen die elkaar konden vinden in “gezamenlijke doelen”.
Er werden 103 initiatieven geselecteerd waarvan er 12 deel uitmaakten van een programma voor het opzetten van een “Cubaanse Twitter”, onder de naam “Zunzuneo”, of “het lied van de kolibrie”. Het bedrijf dat dit alles in goede banen moest leiden was Creative Associates International, tot op heden een niet-onbelangrijke partner van het ministerie van Buitenlandse Zaken en van USAID ter ondersteuning van de militaire operaties van de VS met sociale en educatieve activiteiten in landen zoals Irak, Afghanistan, El Salvador, Nicaragua en Venezuela. De flou artistique rond de selectie van de partners, het beheer van de fondsen, en de rol van USAID trok de aandacht van de journalisten van Associated Press. De reportage leest als een spionageroman regelrecht uit de tijden van de Koude Oorlog. Zunzuneo:Twitterprogramma opgesteld door de VS met als doel onrust te zaaien in Cuba.
Foto: Radio RebeldeTienduizenden jongeren werden rechtstreeks benaderd via een onschuldig ogend en gratis internetprogramma dat zich vooral bezighield met sport en muziek maar zich langzamerhand moest ontpoppen tot een sociaal forum dat de ontevredenheid en de sociale onrust moest aanwakkeren. Ook mochten tal van jongeren uit verschillende Latijns-Amerikaanse landen naar Cuba reizen om daar hun leeftijdsgenoten van de weldaden van de democratie te overtuigen. Er werd zelfs een hiv-preventiecampagne opgezet als dekmantel om jongeren te mobiliseren. Het was niet de bedoeling dat de betrokkenen wisten waar de financiering precies vandaan kwam. USAID werd niet vernoemd, ook niet tegenover bedrijven die vanuit de VS, Nicaragua, Costa Rica, Spanje en de Kaaimaneilanden bepaalde onderdelen van het programma aanleverden.
Het Zunzuneo programma had eigenhandig een analyse gemaakt van individuen en organisaties in Cuba die konden worden aangesproken om “los van de staat collectieve, burger-georiënteerde actie te ondernemen en zo het staatsmonopolie op de publieke ruimte in vraag te stellen.” De voorkeur ging uit naar het bereiken van leerkrachten, kleine ondernemers, kunstenaars, intellectuelen en bloggers. De reportage van Associated Press vond heel wat weerklank en veroorzaakte een schandaal dat doordrong tot in de cenakels van het Congres. De interne evaluatiedienst van USAID werd op de zaak gezet.
Uiteindelijk kon die niet veel anders dan de bevindingen van de journalisten beamen, ook al lag de focus van de evaluatie in hoofdzaak op de naleving van de administratieve en financiële regels. Men had de evaluatoren niet gevraagd om te antwoorden op de vraag of het hier al dan niet om een under cover operatie ging. Toch voelden ze zich verplicht om de wetgeving ter zake te bekijken. Zonder een uitspraak te doen, verwezen zij in hun rapport naar juristen met de nodige expertise ter zake die liever spreken van “discrete” operaties. Tegelijkertijd doen de aanbevelingen voor het opzetten van een contra-spionagebeleid voor de programma’s van USAID in Cuba de wenkbrauwen fronsen. And the beat goes on…De storm waaide over. USAID beloofd meer openheid, maar blijft vasthouden aan het bewaren van de “discretie” over de Cuba-projecten. Jaar na jaar lanceert USAID nieuwe oproepen. Nu eens ligt de focus op mensenrechten, dan weer op democratisering of informatieverspreiding, afhankelijk van uit hoe de politieke wind waait. Maar telkens weer duiken dezelfde doelgroepen op: jongeren, vrouwen, kunstenaars en sinds enige tijd ook LGBTQI. Rap en hiphop zijn nog steeds populair. Terwijl hackers vanuit de VS constant overheidswebsites aanvallen, staat informatieverspreiding via sociale media met stip vooraan. Vaak gaat het om eenmansinitiatieven of kleine groepjes van niet meer dan acht personen zoals 14ymedio, El Estornudo, Periodismo del Barrio, PlayOff, Cachivache Media, Negolution of Postdata.
Zij halen vaak internationale persprijzen binnen dank zij de steun van de anti-Cuba lobby in de VS of fora zoals het Global Investigative Journalism Network. Nog niet de helft van deze persinitiatieven opereren vanuit Cuba en het lezerspubliek situeert zich hoofdzakelijk in Miami. Het is onduidelijk of, hoe en in welke mate de straatprotesten van juli 2021 in de straten van Havana en enkele andere steden door USAID gefinancierd werden. Toch vormen zij de rode draad in de meest recente projectoproep van USAID die op 18 juli 2022 gelanceerd werd. “De wereld was getuige van de verzuchtingen van het Cubaanse volk naar meer vrijheid en meer mensenrechten (…) Het Cubaanse regime blijft aan de macht omdat het volk in angst leeft,” staat er te lezen. Daarom wil USAID “het netwerk van mensen en groepen” in Cuba verder uitbreiden. Geïnteresseerden konden projectvoorstellen indienen voor hulp aan de familieleden van de “1000 politieke gevangen” en het verbeteren van de toegang tot “onafhankelijke, legitieme en niet-gecensureerde informatie” die moet bijdragen tot het ontwikkelen van een “democratische cultuur”.
Human interest verhalen, foto’s, video’s en infografieken over de uitdagingen in het dagdagelijkse leven op Cuba “na 60 jaren van dictatuur” die de officiële berichtgeving ondermijnen genieten de voorkeur. De budgetten zijn niet min: niet minder dan een half miljoen dollar en niet hoger dan 1,5 miljoen dollar, gespreid over een periode van maximum drie jaar. De samenwerking met de geselecteerde partners wordt contractueel vastgelegd in ‘cooperative agreements’. Concreet betekent dit dat USAID nauw betrokken is bij de uitvoering en het beheer van de projecten, maar gezien “de politieke gevoeligheid” van het Cuba-programma is de partner “niet verplicht” om de samenwerking met USAID te vermelden.
Het contract bepaalt ook dat USAID niet verantwoordelijk is voor mogelijke “schade of ongemakken” die personen die in het kader van het project naar Cuba reizen of plaatselijk personeel zouden ondervinden. Enkel niet-gouvernementele organisaties die door de VS erkend zijn, komen in aanmerking. In vette letters wordt benadrukt dat hulp aan de Cubaanse overheid uit den boze is en dat geldt ook voor de mensen die voor de Cubaanse overheid werken.
USAID is zich er ten volle van bewust is dat zijn Cuba-programma ingaat tegen de Cubaanse grondwet en eigent zich het recht toe om zelf te bepalen wie en welke groepen als lid van de ‘civiele maatschappij’ in aanmerking komen. In de oproep spreekt het agentschap van “een unieke werkomgeving” en waarschuwt het heel expliciet dat Noord-Amerikaanse onderdanen best niet naar Cuba reizen. Geen enkel Westers land zou binnen de eigen grenzen dit soort activiteiten dulden. In de VS heet zoiets hoogverraad waarop gevangenisstraffen staan van 5 tot 20 jaar en zelfs de doodstraf.