Marta Rojas was toevallig in de buurt om een reportage te maken over het carnavalsfeest in 1953 in Santiago. Plots hoorde ze schoten. Het werd snel duidelijk dat het niet om vuurwerk ging, maar om geweerschoten in de buurt van de Moncada kazerne ….
Met een persfotograaf snelde ze naar het gebeuren. Ze waren er getuige van de gruweldaden. Ze smokkelde de foto’s van de verminkte lijken van de jonge rebellen naar Havanna. Ze kon toen nog niet beseffen dat het om historische beelden ging. Het vreselijke voorval liet haar niet meer los en ze besloot om het proces tegen de jonge revolutionairen te verslaan.
Daar zag ze voor het eerst de jonge, rebelse advocaat waarover zoveel te doen was. Vandaag schrijft deze intussen gepensioneerde journaliste die sinds 1959 voor Granma heeft gewerkt, een stuk over Fidel van wie ook zij afscheid moet nemen hoe zeer die door Martí werd gevormd.“Ga daar maar zitten”, het was helemaal niet toevallig dat Fidel gefotografeerd werd voor een affiche van José Martí in de gevangenis van Santiago de Cuba.
Reeds toen we na de actie van 26 juli 1953 de ‘crime scene’, zo noemde kolonel Chaviano het, hadden bezocht, zegden de hoge militairen dat Fidel de feesten voor de 100ste verjaardag van Martí had verknald. Het was dus in de ogen van de bewakers een wrede grap die we met hem uithaalden door deze aanvaller van de Moncada officieel te willen fotograferen voor het portret van Martí, die hij volgens hen had willen beledigen.
In werkelijkheid was Martí veel meer dan een symbool voor Fidel. Het ging voor hem over dé reden voor zijn patriottisch streven en hij vormde de inhoud van zijn programma. Het was ook voor Martí dat Fidel’s strijdmakkers – grotendeels vermoord na hun aanhouding – vielen.“Geen enkele martelaar sterft tevergeefs, geen enkel idee verdwijnt in de golven. Ze komen terug met de wind. Het getij laat ze afdrijven of naderen, maar altijd blijft er de herinnering aan hun passage”, zegt één van Martí’s uitspraken.
Twee maanden na deze ‘burleske’ foto werd José Martí opnieuw de centrale figuur in de ondervraging van Fidel in de zaak van de Moncada (case 37). Een politicus die niets te zien had met de aanval op de Moncada, geen enkel band had met de idealen van de jongeren die met Fidel die actie voerden, werd beschuldigd de intellectuele dader ervan te zijn.
Hij werd beschuldigd de koerier te zijn van een miljoen peso’s die hem vermoedelijk gegeven werden door ex-president Carlos Prío opdat de jonge advocaat Fidel wapens zou kunnen kopen en andere kosten voor de actie zou kunnen betalen. Hij heette Arturo Arango Alsina. De aanklachten tegen hem voorspelden een hoge straf.
De man zweerde dat hij niets te maken had met de actie, maar er werd niet naar hem geluisterd. Hij richtte zich daarom naar de hoofdbeschuldigde -Fidel- en vroeg hem of hij de intellectuele auteur van de aanval was. Fidel die van beschuldigde was veranderd in advocaat van de zelfverdediging, droeg al de bijhorende toga en antwoordde vanop het spreekgestoelte: “Niemand moet zich zorgen maken over beschuldiging rond het intellectuele auteurschap, want de echte intellectuele dader van de feiten is José Martí, de apostel van onze onafhankelijkheid”De advocaat in kwestie werd gewraakt. Ze wisten niet dat het programma van de Moncada een fundamenteel Martiaans programma was. Naast dat programma sprak hij nog andere Martíaanse woorden zoals: “Tegen de tragedie van Cuba, die met kalmte geobserveerd wordt door politici zonder eer, verheft zich vandaag -in dit beslissende uur – met kracht en lef de jeugd van het eeuwfeest van de Apostel. Ze hebben geen ander doel dan het sterke verlangen om door opoffering en overwinning de ongerealiseerde droom van Martí te verwerkelijken”En hij onderstreepte “ De revolutie betuigt zijn respect voor de vrije broedernaties van America, die dankzij bloedige offers de vrijheid wisten te veroveren: economisch en op het vlak van sociale rechtvaardigheid die de maatstaf is voor onze tijd. Zij hopen op dit beslissend moment dat deze Cubaanse flits een heldere ster wordt aan de hemel van de Latijns-Amerikaanse idealen die leven in het bloed van onze volkeren en in de gedachten van onze beroemdste denkers”Zij die dachten Fidel te beledigen door hem als beschuldigde te laten poseren voor het beeld van Marti, wisten niet dat hij voordien een artikel had geschreven in Bohemia, waarin hij de barbaarse vernietiging van het atelier van beeldhouwer Fidalgo aanklaagde. Die had een hele reeks kleine beelden van José Martí gemaakt en schreef op de sokkels ”Voor het lijdende Cuba”Ze wisten ook niet dat de fotograaf die het vernielde atelier op de gevoelige plaat vastlegde Fernando Chenart Piña was, die een van de aanvallers van de Moncada werd, waarin hij in de kelders na zijn arrestatie werd vermoord.
Het is zoals Martí zei: “ Mensen met een zwak geweten, kennen de deugd niet”. Voor Fidel gold als voor Martí: “ Kijk niet naar waar je een beter leven kan vinden, maar naar daar waar de plicht roept”Er is geen beter symbool voor de richting die Fidel toen insloeg en die eindigde in de zegevierende realisatie van de Martiaanse waarden, dan die foto waarmee ze de jonge advocaat Fidel Castro Ruz dachten te kleineren in de gevangenis van Santiago de Cuba.
Cubaperiodistas