De laatste week van januari had een speciale betekenis voor de Cubanen, en eigenlijk voor alle progressieve mannen en vrouwen over de hele wereld. 25 januari was de tweede maand na het overlijden van Fidel Castro, terwijl 28 januari Martí’s geboortedag is.
Op 27 december discussieerde het Cubaanse parlement over de wijze waarop het testament van Fidel, dat elke neiging tot “persoonsverheerlijking” verwerpt, in wet moest worden omgezet. De wet verbiedt expliciet het gebruik van Fidel’s naam “om publieke ruimten, pleinen, parken, straten, lanen en andere publieke plaatsen te benoemen, ook in elk type van versiering, erkenning of eretitel.
Het is eveneens verboden om zijn figuur te gebruiken in naamgeving of afbeelding, of zinspeling van gelijk welke aard of in monumenten, bustes, beelden, herdenkingsstrips of andere gelijkaardige vereringsvormen. Het is evenmin toegelaten deze te benutten als handelsmerk of in enige andere karakteristieke tekens, domeinnamen of ontwerpen met een commercieel of publicitair doel, behalve met het oog op het naam geven aan toekomstige instellingen, die in overeenstemming met de wet zouden opgericht worden om zijn onschatbare stempel op de geschiedenis van het land te bestuderen.
Een verscheidenheid van opinies kwam in het Parlement aan bod aangaande de manier waarop de wens van Fidel zoals geuit aan zijn broer moest geëerbiedigd worden. Tegelijkertijd benadrukten de volksvertegenwoordigers de noodzaak om Fidels erfenis te bewaren, bestuderen en propageren ten dienste van de huidige en toekomstige generaties, die niet vertrouwd waren met het Cuba van de historische leider van de Cubaanse Revolutie in leven. Dit debat werd echter zwaar gecensureerd door de officiële media van de V.
S.
Reeds toen Raùl Castro’s bekendmaking van Fidels testament op 3 december 2016 in Santiago de Cuba in de media aan bod kwam, werd dit eerder als een detail bestempeld, waarbij sommige commentaren de waarachtigheid van zijn wens zelfs in vraag stelden. Misschien betwijfelden deze media en officiële middens het of deze wens wel in wettelijke vorm zou vastgelegd worden. Eigenlijk heeft Fidel de V.
S. tweemaal verslagen sinds 25 november. Ten eerste overwon hij op de dag van zijn dood omdat de V.
S. zelf hem nooit heeft kunnen uitschakelen. Ten tweede heeft hij een maand later, in het Cubaans Parlement op 27 december, de perceptie de kop ingedrukt dat het revolutionairen om geld en roem te doen is, zoals alle politieke figuren van het VS-establishment.
De media waren zich er niet van bewust – en zelfs als ze dat al waren, namen ze het niet ernstig – dat Fidel dikwijls de voorvechter van de Cubaanse onafhankelijkheid José Martí citeerde, die stelde dat “alle roem van de wereld in een graankorrel paste”. Fidel bracht dit ook in praktijk, zoals hij met al zijn principes deed. Zij konden Fidel op dit punt dus niet belasteren zoals zij dit hadden gewild, als een essentieel onderdeel van hun leugencampagne tegen Fidel en de Cubaanse Revolutie.
Wat precies in Fidel verwekt zoveel beroering bij de V.
S., terwijl hij zoveel toewijding geniet bij het Cubaanse volk en bij miljoenen mensen over de hele wereld, die hem als een held beschouwen ? Wat is dit imperialisme dat hij, samen met het Cubaanse volk, bestreed vanaf 1953 tot hij zijn laatste adem uitblies ?
Laat ons enkel de periode aan het einde van WO II beschouwen, wanneer Fidel’s politieke ontwikkeling en actie een aanvang nam. Onafgezien van de neokoloniale overheersing van Cuba, met inbegrip van periodes van dictatuur, is de V.
S tevens verantwoordelijk voor Hiroshima en Nagasaki.
Een recente gedetailleerde Franse tv-documentaire, gebaseerd op interviews met overlevenden, toont hoe de Amerikaanse troepen, toen ze tijdens WO II te Cherbourg in Frankrijk zogezegd als bevrijders arriveerden, hun militaire macht misbruikten om Franse vrouwen en hun families te verkrachten en aan te vallen.
Dit was typerend voor een ruimer probleem in dat land en elders in Europa. Het gaat er niet om de cruciale en moedige rol van de V.
S en zijn leger in de omverwerping van het fascisme te ontkennen, en evenmin om te beweren dat andere landen niet dezelfde wreedheden, of erger, begingen, zoals de Japanse fascisten tegenover het Chinese volk.
Als we deze documentaire vanuit het perspectief van 2017 bekijken, moeten we echter beseffen dat de V.
S. voorhouden het meest beschaafde land van de planeet te zijn, met de opdracht om “democratie” en “Amerikaanse waarden” in de rest van de wereld in te voeren.
De documentaire toont aan dat deze negatieve aspecten van WO II al een aanwijzing bleken te zijn hoe de V.
S. zich na WO II zou misdragen. Deze documentaire behandelt verder ook het Franse Verzet tijdens de oorlog en bewees hoe Franklin D. Roosevelt en Winston Churchill Charles De Gaulle en het Verzet uit de Franse bevrijding wilden weghouden. Het verzonnen excuus komt ons erg bekend voor. De Gaulle, stelden de geallieerden, was een militaire figuur en dus een “dictator”.
Na WO II voerde de V.
S. een agressiepolitiek tegenover Korea en Vietnam. Een recent bezoek aan Vietnam bevestigde het algemeen bekende feit dat sommige Amerikaanse legereenheden dezelfde wreedheden begingen als Nazi-Duitsland. De terreur was zo erg dat vele Amerikaanse soldaten deze barbarijen moedig weerstonden door zich tegen hun oversten te verzetten.
Vanaf 1948 tot en met vandaag heeft Israël, met de hulp van de V.
S., een onafgebroken genocide gepleegd tegen het Palestijnse volk. De Cubanen weten wat genocide betekent, aangezien de V.
S.-blokkade tegen Cuba genocide bedoelt, in de zin dat de V.
S. sinds 1961 steeds heeft verklaard dat het doel erin bestaat de Cubanen uit te hongeren en tot overgave te dwingen.
Cuba en Fidel hebben niet enkel de door de V.
S gesteunde rassenscheiding van de apartheid in Afrika bestreden, maar hebben ter plaatse Afrika geholpen zich te bevrijden. De U.
S.-bemoeienissen en wandaden in Latijns-Amerika zijn legio: bijvoorbeeld Guatemala, El Salvador, Nicaragua, Argentinië, Brazilië, Chili en recenter Honduras in 2009, Brazilië in 2016 en Venezuela in 2002.
Fidel verzette zich tegen dit alles en was een uitgesproken tegenstander van de huidige Amerikaanse agressie via drones en andere middelen in zeven landen: Afghanistan, Irak, Syrië, Jemen, Libië, Pakistan en Somalië. Washington heeft boven deze gebieden vele bombardementen uitgevoerd, ook op de burgerbevolking.
Het is algemeen geweten dat de V.
S. 800 militaire bases bezit over de hele wereld. Hoewel Cuba hier geen deel van uitmaakt, kan men er niet omheen dat Guantánamo op Cubaanse bodem door de Amerikanen met geweld is bezet als gevolg van het Platt Amendement. Deze beschamende wet werd door het Amerikaanse Congres in het begin van de twintigste eeuw aangenomen via een eenzijdig en oneerlijk verdrag.
De hoogstgeplaatste Cubaanse autoriteiten hebben veelvuldig verklaard dat zij geen enkele onderhandelingsruimte aanvaarden aangaande dit illegaal bezet landgebied. Enkel de onvoorwaardelijke terugtrekking van de vreemde troepen, gestationeerd buiten de wil van het Cubaanse volk, zal worden geaccepteerd. De Cubaanse regering heeft met even grote vastberadenheid uitgevaardigd dat ze niet zal proberen om hun legitieme rechten met geweld te heroveren en geduldig zal afwachten tot vroeger of later gerechtigheid zal geschieden.
Al deze onverholen pesterijen tegenover de wereldbevolking deden Fidel en Cuba niet plooien. Evenmin slaagde het V.
S.-geweld en de bedreigingen tegenover Rusland en Oekraïne erin om de Cubaanse solidariteit met Rusland te breken.
Al dit onrecht, en nog veel meer, heeft Fidel bestreden. Maar in plaats van erkenning te verlangen voor het langstdurende verzet tegen de grootste militaire en economische macht in de wereld, verwierp hij dergelijke verering.
Als er ooit één politieke figuur in de vorige en huidige eeuw was die het verdiende om beelden, bustes, pleinen of parken naar hem vernoemd te krijgen is het wel Fidel. Als ooit iemand het anti-imperialistische gevoel van de Cubaanse revolutie op bewonderaars in de hele wereld heeft overgebracht, dan is hij het wel. Toch bestond er nooit enige twijfel of hij dit wel zou toestaan. Door deze erkenning en eer te verwerpen bleef hij trouw aan José Martí en zijn onderrichting: “Alle roem van deze wereld past in een graankorrel”.* Arnold August, een Canadese journalist en docent, is de schrijver van “Democratie in Cuba en de Verkiezingen van 1997-98” en, recenter, “Cuba en zijn Buurstaten: Democratie in Beweging”. Hij is een medewerker van Prensa Latina (een Latijns-Amerikaans persagentschap). Je kan Arnold volgen op Twitter @Arnold_August en Facebook. Hij schrijft veelal voor Firmas Selectas en Prensa Latina.
Prensa LatinaVert.: Rita Van Den Bossche