Op negentigjarige leeftijd is Fidel Castro overleden. Hij belichaamde het verzet tegen sociale onderdrukking en de heerschappij van de VS in zijn continent. Onder zijn bestuur heeft het kleine eiland mee de geschiedenis van Latijns-Amerika en Afrika bepaald.
De dood van Fidel Castro was wereldnieuws. Waarom krijgt de dood van een oud-president van een klein land zoveel aandacht?
Latijns-Amerika is van oudsher het continent met de grootste kloof tussen rijk en arm en met de hoogste graad van sociaal en politiek geweld. Sinds het begin van de negentiende eeuw lagen de Latijns-Amerikanen onder de knoet van Washington. De rijken speelden onder één hoedje met de VS. De bevolking had het zeer hard te verduren, de miserie was enorm. Tegen die situatie ontstond veel verzet, er waren ontelbare revoltes. Maar, die werden meestal met directe hulp uit de VS, in bloed gesmoord. Er was geen ontkomen aan. De VS en de rijke oligarchie hadden het continent in een ijzeren greep, zo leek het.
Toen verscheen Fidel op het toneel. Zijn ‘26 juli beweging’ versloeg het best getrainde leger van het continent. Wat niemand voor mogelijk achtte werd in het Caribisch eiland gerealiseerd. Onder zijn bewind werd de overheersing van de Noord-Amerikanen ongedaan gemaakt en slaagt het klein, kwetsbaar landje erin om zijn buur en supermacht al bijna zestig jaar te weerstaan. David won het van Goliath. Maar nog straffer: op de stoep van de kapitalistische supermacht werd een socialistische maatschappij opgebouwd. Cuba kon in de kortste keren uitstekende sociale resultaten voorleggen.
Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de Cubaanse revolutie al snel een inspiratiebron werd voor de landen uit het Zuiden en meer bepaald voor de landen van Latijns-Amerika. In de uitbouw en de duurzaamheid van die revolutie speelde Fidel een heel belangrijke factor.
Waarom zijn de Cubaanse revolutionairen erin geslaagd terwijl vele anderen faalden?
Ik zie minstens drie redenen. Ten eerste de eenheid. Heel wat revolutionaire bewegingen zijn in het verleden gestrand omwille van verdeeldheid. Om er maar enkele te noemen: Portugal, Ethiopië, Afghanistan, Grenada, El Salvador, Chili. Ook de geschiedenis van Cuba was daarin een belangrijk leerschool. In 1868 mislukte de onafhankelijkheidsstrijd omwille van onenigheid binnen de leiding. Om dat in de toekomst te vermijden richtte José Martí, de bevrijdingsstrijder van Cuba op het einde van de negentiende een revolutionaire eenheidspartij op. Deze keer hadden ze succes. Het idee van een eenheidspartij is geen uitvinding van Fidel, het was een oude succesvolle traditie op Cuba.
Ten tweede was er een goed uitgekiende strategie. Fidel maakte een grondige studie van de belangrijkste revoluties die de wereldgeschiedenis had gekend: de Franse, de Russische, de Mexicaanse, de Chinese, … Hij bestudeerde al die opstanden tot in de details en trachtte er lessen uit te trekken voor Cuba. Voor het smeden van ‘zijn’ revolutie haalde hij zijn mosterd voor een belangrijk deel bij Lenin, de architect van de Oktoberrevolutie. Die goed uitgedokterde strategie zorgde ervoor dat in de eindstrijd amper 300 rebellen het klaarspeelden om het goed bewapend leger van 10.000 man te verslaan.
Een derde en misschien wel belangrijkste reden is het steunen op de bevolking. Fidel geloofde heel sterk in de revolutionaire kracht van de massa’s. Een kleine of zelfs grote voorhoede alleen kon het verschil niet maken. Hij besefte heel goed dat zonder de steun van het volk en de mobilisatie van de massa’s, zij de macht onmogelijk konden veroveren of behouden. Het kwam er volgens hem op aan om hun diep geworteld verlangen naar een beter leven te kanaliseren en te organiseren. Fidel was ervan overtuigd dat als je aan de mensen het vertrouwen in eigen kunnen weet bij te brengen er dan geen enkel leger of supermacht ze nog zou kunnen klein krijgen.
Steeds opnieuw steunde de Cubaanse leiding op zijn inwoners om de revolutie te verdedigen. Voor de alfabetiseringscampagne in 1960 werden tienduizenden voornamelijk jongeren gemobiliseerd. Om de door de CIA gesteunde contrarevolutionairen in de bergen van Escambray uit te schakelen, werd in datzelfde jaar een grote opkuisoperatie opgezet met honderdduizend vrijwilligers. Het hele defensiesysteem van Cuba kan vandaag naast het geregeld leger rekenen op twee miljoen Cubanen die binnen de vierentwintig uur paraat zijn. Voor alle belangrijke beslissingen wordt de bevolking geraadpleegd en zoekt men een breed draagvlak.
Zou de Cubaanse revolutie er niet geweest zijn zonder Fidel Castro? Is dat niet te veel eer aan één persoon?
Of de Cubaanse revolutie er niet gekomen zou zijn en of ze niet had kunnen standhouden zonder hem valt moeilijk te zeggen. Wel leert de geschiedenis dat in de beginfase van een revolutionair proces sterke, charismatische figuren een doorslaggevende rol kunnen spelen. En dat was zeker het geval bij iemand als Fidel. Mensen die Fidel persoonlijk kennen of ontmoet hebben zijn er het allemaal over eens dat hij een zeer sterke persoonlijkheid was met een bijna magnetische overtuigingskracht. Hij wist de gewone mensen opnieuw zelfvertrouwen te geven en te enthousiasmeren. Op belangrijke momenten wist hij ook om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Che Guevara had het over “zijn capaciteit om de zaken bijeen te houden, te verenigen, zich tegen elke verzwakkende verdeeldheid te verzetten, zijn capaciteit om het voortouw te nemen in de actie van het volk”.
Fidel kon dat alleen maar doen omdat hij de taal sprak van het volk. De eerste weken na de overwinning bezocht hij tientallen bedrijven en wijken. Hij bracht uren en uren door met boeren, arbeiders, studenten en ouderlingen, om uit de eerste hand hun zorgen en meningen te horen. Toen hij later aan het hoofd van het land kwam is hij die praktijk blijven verder zetten. Tot aan zijn ziekte liet hij zich ook op regelmatige basis adviseren door een groep van voornamelijk jonge kaders uit diverse sectoren van de samenleving. Die sterke verbondenheid met de bevolking is volgens mij een sleutelelement om de figuur van Fidel te begrijpen.
Waarom stuurden de meeste westerse regeringen hun kat naar zijn begrafenis?
Dat is eigenlijk vrij logisch. Cuba is een land waar de 1% rijksten van de troon is gestoten en waar de 99% aan de macht is. In onze landen is dat precies omgekeerd. Daarom is de Cubaanse revolutie een doorn in het oog van het establishment bij ons en daarom ook is de beeldvorming over Cuba en Fidel op uitzonderingen na zeer vooringenomen en negatief. De berichtgeving n.a.v. de dood van Fidel was daar een ‘mooi’ staaltje van. Het is een merkwaardige vaststelling dat hoe rijker een land is hoe negatiever het staat t.a.v. de Cubaanse revolutie. Jaarlijks spenderen de VS tientallen miljoenen dollars om Cuba in een kwaad daglicht te plaatsen. Het is vandaag ‘bon ton’ om het land te ‘bashen’. In het Westen word je bijna automatisch gemarginaliseerd als je daar niet aan mee doet. Het is heel moeilijk om in zo’n klimaat een objectief beeld van de Cubaanse maatschappij te geven. Het omgekeerde is ook waar. In de landen van het Zuiden kijkt men met heel andere ogen naar Cuba en naar el Comandante. Daar kijkt men met bewondering hoe het kwetsbare landje in staat is gebleken om een eigen, autonome koers te varen t.a.v. het Westen en hoe het land met zeer weinig economische middelen op sociaal vlak uitstekende sociale resultaten boekt. De belangrijkste leiders van Latijns-Amerika, zelfs de meest rechtse, waren aanwezig op Fidels begrafenis. Dat is geen toeval. Cuba heeft samen met Venezuela met de oprichting van de ALBA (Bolivariaanse Alliantie voor de Volkeren van Ons Amerika) een sleutelrol gespeeld in de integratie van Latijns-Amerika en de blokvorming tegen de VS. Globaal gesproken geniet Cuba veel prestige bij de landen van het Zuiden. Zo werd het land met tweederde meerderheid verkozen in de VN-commissie voor de mensenrechten en is het al tweemaal voorzitter geweest van de Niet Gebonden Landen, die zowat driekwart van de wereldbevolking vertegenwoordigen.
Zijn dood heeft ook heftige emoties los gemaakt in Afrika. Hoe verklaar je dat?
Het is een vergeten bladzijde uit de wereldgeschiedenis. Het piepkleine Cuba speelde in volle Koude Oorlog in Afrika in de jaren zeventig tot negentig een belangrijk tegengewicht tegen supermacht VS. Het Cubaanse leger bracht in Cuito Cuanavale (Angola) een beslissende slag toe aan het leger van Zuid-Afrika, dat tot op het laatste moment door de Westerse democratieën werd gesteund. Dat was het begin van het einde van het apartheidsregime. Later bood Cuba vooral humanitaire hulp. Tienduizenden dokters en leerkrachten werden naar tientallen landen van het Zuiden uitgestuurd. Vandaag zendt Cuba op zijn eentje meer dokters uit dan de Wereldgezondheidsorganisatie. In Zuidelijk-Afrika zou de aidsbestrijding compleet in elkaar storten indien de Cubaanse dokters er zich zouden terugtrekken. Geen wonder dat het land hoge aanzien geniet bij de doorsnee Afrikaan en dat de dood van Fidel emoties losmaakt.
Wat betekent Fidel voor de Cubaanse bevolking?
In de eerste plaats heeft hij zijn landgenoten hun waardigheid teruggegeven. De Cubaanse presidenten waren marionetten van Washington, Havana was het bordeel van de VS. Fidel heeft de Amerikanen buiten gekieperd en zijn land op de kaart gezet. Daar zijn de Cubanen bijzonder trots op.
En dan zijn er natuurlijk de buitengewone sociale verwezenlijkingen. Cuba realiseerde gratis gezondheidszorg en onderwijs. Er is volledige tewerkstelling en volgens de VN behoort het percentage mensen dat onder de ‘menselijke armoededrempel’ leeft tot de laagste van de wereld. Op vlak van voedselveiligheid kan Cuba de beste cijfers voorleggen van Latijns-Amerika, zelfs betere cijfers dan ‘vleesland’ Argentinië. Op sociaal vlak haalt het land het niveau van de rijkste landen, terwijl het economisch gesproken een derdewereldland is. Als Cuba dat al kan met zo weinig middelen … Cuba is ook het enige land dat een zeer hoge sociale ontwikkeling combineert met een lage ecologische voetafdruk. Dat die combinatie geen utopie is maar een reële mogelijkheid is in elk geval een geruststellende vaststelling voor de toekomst van de planeet.
Er zijn commentatoren die beweren dat Fidel zijn bevolking zou verpauperd hebben en dat de economie een puinhoop is.
De economie is zeker geen succesverhaal, maar dat kan moeilijk anders. Cuba is het enige land ter wereld dat op dertig jaar tijd tot tweemaal toe, namelijk in 1959 en opnieuw in 1989, zijn belangrijkste handelspartner(s) is kwijtgespeeld. Zoiets is dodelijk voor een economie. Bovendien is het land onderworpen aan de langste economische blokkade uit de wereldgeschiedenis. Indien Cuba een normale economische ontwikkeling had kunnen hebben, dus zonder blokkade en zonder val van de Sovjet-Unie, dan zou het nu een levenstandaard hebben vergelijkbaar met Italië, ver boven dat van Latijns-Amerika. De laatste tien jaar tekende Cuba een economische groei op van 4,8%, in Latijns-Amerika was dat 3,5%.
Het merkwaardige is dat met zo’n zwakke economische basis Cuba zo’n een hoge sociale, culturele en intellectuele ontwikkeling kent. Iedereen in Cuba, ongeacht zijn inkomen, kan zijn kinderen laten studeren aan de universiteit. Niemand hoeft een medische ingreep uit te stellen. Daar kunnen we in België nog wat van leren. En natuurlijk, de Cubanen hebben geen levenstandaard zoals wij die kennen. Ze hebben niet de luxeproducten die wij gewoon zijn. Het voedsel is vaak eentonig – rijst en bonen – maar er is voldoende voor iedereen.
Precies omwille van de kloof tussen de sociale en economische ontwikkeling verkijken heel wat mensen zich op de Cubaanse realiteit. Wij verwachten dat ‘ontwikkelde’ of opgeleide mensen ook een redelijke koopkracht hebben. Een professor of chirurg bij ons heeft een wagen, laptop, riante villa, enz. Op Cuba is dat niet het geval. Zij hebben naar onze normen een lage levensstandaard. We kunnen dan schamper zeggen: kijk die professor is arm. Maar eigenlijk is het omgekeerd. Het is een ‘arme’ die professor is kunnen worden. In geen enkel ander derdewereldland is zoiets denkbaar en zelfs bij ons is dat weinig waarschijnlijk.
Naast de realisaties die je hebt opgenoemd, veronderstel ik dat er ook minpunten, fouten of zwaktes zijn.
Zeker, een revolutie wordt niet gemaakt door engelen maar door mensen en die maken onvermijdelijk fouten. Enkele voorbeelden. In het begin van de revolutie heeft men homoseksuelen en gelovigen de normale legerdienst verboden en hen in aparte kampen gestoken. Dat was bijzonder vernederend en een zwarte bladzijde uit de Cubaanse geschiedenis. In 1970 werd een forcing gevoerd om een recordoogst te behalen van tien miljoen ton suiker. Het project faalde en betekende een zware economische opdoffer. Cuba is er ook nooit in geslaagd om zijn economie te diversifiëren. Het land bleef te veel afhankelijk van suikerriet, vandaag is dat van toerisme. Verder is de revolutionaire leiding er niet echt in geslaagd om een jonge generatie klaar te maken om de oude garde af te lossen. Men is daar nu volop mee bezig, maar de tijd dringt wel. Opmerkelijk is dat de Cubaanse leiding zelf niet te beroerd is om fouten toe te geven. In 1986 kondigde Fidel een campagne aan van ‘Rectificatie van fouten en negatieve tendensen’.
Was Fidel een dictator zoals velen beweren?
Over politieke stelsels wordt vaak in simplistische schema’s gedacht: een land is ofwel een democratie ofwel een dictatuur. Het is zwart of wit, alsof er voor zo’n complex fenomeen geen gradaties zouden zijn. En zelfs met het inbrengen van gradaties ben je er nog niet. Om het democratisch gehalte van een land te beoordelen moet men met heel wat aspecten rekening houden: deelname aan verkiezingen, scholingsgraad en maatschappelijke kennis van de bevolking, betrokkenheid van de bevolking bij de besluitvorming over essentiële kwesties, de verhouding van de uitvoerende macht t.a.v. wetgevende macht, is er tegensprekelijk debat?, wie controleert de media?, de vrijheidsgraad van de politieke leiding t.a.v. de economie, de legitimiteit van de leiding, de verdeling van de maatschappelijke rijkdom en gelijke kansen, enz. Op een aantal aspecten scoort Cuba minder goed, op andere goed tot zelfs uitstekend. Het verhaal is in elk geval niet zwart wit.
Het klopt dat de besluitvorming op Cuba sterk gestroomlijnd is, te sterk naar onze normen. Geen kibbelkabinet in Cuba. Maar daarnaast hebben de Cubanen een unieke consultatiesysteem uitgebouwd, iets wat meestal volledig verzwegen wordt in de westerse media. Voor alle belangrijke beslissingen wordt de bevolking uitvoerig geraadpleegd en wordt gezocht naar een consensus. Het is die consensus die bepalend is of een maatregel al dan niet wordt uitgevoerd. Indien wij dit systeem hadden dan was er al lang een miljonairstaks doorgevoerd en zouden de pensioenen niet opgetrokken zijn tot 67 jaar.
Wat er ook van zij, Cuba had nooit kunnen standhouden tegen de VS zonder de steun van de overgrote meerderheid van de bevolking. Daarom precies is het overeind gebleven na de val van de Berlijnse Muur in tegenstelling tot de Oostbloklanden.
Op Cuba zou er ook geen persvrijheid zijn.
Op het Amerikaans continent zijn alle belangrijke media in handen van grote kapitaalgroepen die bijna allemaal uitgesproken pro-VS zijn. In Cuba zijn de massamedia in handen van revolutionaire organisaties. Dat belet echter niet dat bijvoorbeeld de katholieke kerk verschillende tijdschriften en publicaties uitgeeft en ook eigen websites heeft. Daar vind je zeer afwijkende visies t.o.v. de officiële standpunten.
Je kan je zeker afvragen of Cuba niet meer tegensprekelijk debat zou moeten organiseren op TV en in de kranten. Maar daarbij wil ik wel de volgende kanttekening maken. In westerse landen wordt het publieke debat voornamelijk in de media gevoerd. Het is nog correcter om te zeggen dat het debat door de media wordt gevoerd. Het zijn de media die de krijtlijnen van het debat bepalen. En die media zijn grotendeels in handen van grote kapitaalgroepen, die in de eerste plaats commerciële motieven hebben en die er een rechts eenheidsdenken op nahouden. In Cuba wordt het maatschappelijk debat in de wijken, op de werkvloer, in de vakbonden, in vrouwen- en jongerenverenigingen. Het debat wordt in tegenstelling tot bij ons niet gevoerd door de media maar met de bevolking.
Hoe zit het met de vrije meningsuiting zijn? Politieke dissidenten worden blijkbaar opgesloten.(Zucht.) Dat is de meest gehoorde dooddoener over Cuba. Eerst de feiten: volgens Amnesty International waren er de afgelopen jaren welgeteld 7 ‘gewetensgevangenen’ en die werden in 2015 vrijgelaten. Zogenaamde topdissidenten, zoals Yoani Sánchez of Oswaldo Payá lopen of liepen in het verleden altijd al vrij rond in Cuba.
Als we het over ‘dissidenten’ hebben is het nodig om de context voor ogen te nemen. Ten eerste leeft Cuba al meer dan vijftig jaar onder terreurdreiging niveau 4. Bij diverse terroristische aanslagen zijn sinds het begin van de revolutie 3.500 mensen om het leven gekomen. Dat komt omgerekend neer op twee terreuraanslagen per jaar zoals we die in Brussel en Zaventem hebben gekend. ‘In een belegerde burcht is elke dissident een verrader’ luidt het gezegde.
Ten tweede probeert Washington het land politiek te destabiliseren precies door de politieke ‘dissidentie’ op poten te zetten. Jaarlijks heeft de CIA enkele tientallen miljoenen dollars ter beschikking om dat te realiseren. Zo worden Cubaanse gevangenen van gemeenrecht ook vaak benaderd om zich als ‘dissident’ op te stellen. Op die manier krijgen ze direct wereldwijde aandacht en maken ze misschien zelfs kans op vrijlating en een visum in de VS. Gezien deze dubbele dreiging, is het dan ook niet meer dan logisch dat Cuba bijzonder waakzaam is en streng optreedt. De dag dat de agressie van de VS ophoudt zal de Cubaanse overheid zich minder schrap moeten zetten.
Vanuit Washington bekeken is het probleem van de zogenaamde dissidentie dat ze marginaal is en hopeloos verdeeld. Het gaat bijna in alle gevallen om minuscule groepjes of (criminele) individuen, die niet zelden opereren uit opportunistische redenen: ze willen dollars, of aandacht en bescherming uit het buitenland. Zij krijgen wel veel media-aandacht in het buitenland maar zijn in het binnenland totaal ongekend, laat staan gesteund. Volgens de directeur van een contrarevolutionaire zender in Miami “zijn er wellicht wel eerlijke opposanten, maar het probleem is ze te vinden”.
Hoe zit het met de zogenaamde vuurpeletons na de revolutie?
Fidel was advocaat en kende de rechtspraak. Tijdens de guerrilla liet hij weten aan de generaals tegen wie hij vocht, dat ze na de overwinning of overgave zouden berecht worden volgens de principes van de Nürenbergprocessen. Twee maand na overwinning startten de revolutionaire rechtbanken om de oorlogsmisdadigers te berechten. De dictatuur van Batista had naar schatting twintigduizend mensen omgebracht. De bedoeling van die processen was om gerechtigheid te doen geschieden en om te voorkomen dat het volk het recht in eigen handen zou nemen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er in bijna alle Europese landen bloedige repressies geweest. Mensen werden zonder vorm van proces afgemaakt door de straat. Dat wou Fidel voorkomen.
Tad Szulc, biograaf en alles behalve pro Castro zegt daarover: “de revolutionaire processen toen, hadden geen uitstaans met de echte bloedbaden die volgden op de Mexicaanse, Russische of Chinese revoluties in de twintigste eeuw. Noch met de lynchpartijen die uitbraken in het Cuba na Machado, of in Frankrijk en andere door de Nazi’s bezette staten na de bevrijding in WO II of nog in Venezuela na het afzetten van dictator Pérez Jiménez in 1958 en in de Dominicaanse Republiek na het afzetten van dictator Trujillo in 1961. Op dezelfde manier zag de Cubaanse revolutie af van geïnstitutionaliseerde massamoorden zoals tegen honderden en duizenden etnische Chinezen in Indonesië in het zog van de anticommunistische staatsgreep van het leger in 1965, of de duizenden doden toegeschreven aan de Chileense militairen na het afzetten van de marxistische president Salvador Allende Gossens in 1973.”De processen in Cuba werden echter aangegrepen om een internationale lastercampagne te starten tegen de revolutie. Na enkele maanden werden de rechtbanken afgeschaft. Die lastercampagne wordt vandaag voortgezet met betrekking tot de doodstraf. Het klopt dat de doodstraf in het Cubaans strafwetboek staat, maar sinds 2003 is er een moratorium en zijn alle straffen stelselmatig omgezet. In 2003 werden er welgeteld drie doodstraffen uitgesproken. Dat was in een context van oorlogsdreiging, namelijk op het moment dat de VS Irak was binnengevallen en dat ze luidop plannen maakten om Cuba als volgende doelwit te nemen. Het is bij dit alles goed om te weten dat de laatste twintig jaar meer dan 350 journalisten werden vermoord in Latijns-Amerika, waarvan geen enkel in Cuba.
Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst?
Ik zei daarjuist dat Cuba met een zwakke economische basis er desondanks in slaagt om een hoge sociale en intellectuele ontwikkeling te realiseren. Maar die troef heeft ook een keerzijde. Want die sterke sociale en intellectuele ontwikkeling creëert hoge verwachtingen bij de bevolking. Maar daar is nu juist geen economisch draagvlak voor, en dat leidt tot frustraties. Dat gegeven wordt bovendien nog versterkt door het toerisme. Een toerist kan zich blijkbaar alles veroorloven terwijl hij of zij niet noodzakelijk beter opgeleid is. Dat hangt nauw nog samen met een ander fenomeen. Door de ineenstorting van de munt na 1991 stelt het loon niet veel meer voor. Daardoor is geen echte band meer tussen arbeid, salaris en koopkracht. Zoiets is zeer nadelig voor de arbeidsmotivatie en productiviteit. Het veroorzaakt ook veel corruptie en ongenoegen.
Het enige antwoord op beide uitdagingen is een versnelde economische groei, maar dat is sneller gezegd dan gedaan. De buitenlandse context zal hierin ook sterk bepalend zijn. Hoe evolueert de situatie in Venezuela en Brazilië, twee landen die voor Cuba economisch heel belangrijk zijn? Maar vooral: wat zal er gebeuren onder Trump? Gaat hij op ramkoers of krijgt zijn zakeninstinct de overhand en versoepelt hij de blokkade? Daarvan zal ook afhangen of de nieuwe grote haven nabij Havana al dan niet een groots succes wordt. Op politiek vlak is het vooral de verjonging van de leiding die een grote uitdaging vormt. Daar is niet zoveel tijd meer voor.
Moeten we niet snel nog naar Cuba gaan vooraleer alles verandert?
Eerlijk gezegd, dat refrein hoor ik al 25 jaar. Toen de Sovjet-Unie in elkaar stortte dacht iedereen dat Cuba dat niet zou overleven. Algemeen werd ook verwacht dat de komst van het massatoerisme de Cubaanse samenleving volledig overhoop zou halen. En toen Fidel tien jaar geleden zwaar ziek werd, zei men ook al: snel naar Cuba voor het allemaal verandert. Het punt is dat de Cubaanse samenleving gekenmerkt wordt door een verrassende stabiliteit en continuïteit. De reden daarvoor is dat de principes van het socialisme hoog in het vaandel staan. Men zal daar niet vlug van afwijken, met of zonder Fidel, met of zonder Raúl. Als er hervormingen nodig zijn – en die zijn er natuurlijk altijd – dan worden die heel voorzichtig en niet overhaast doorgevoerd. Bovendien worden ze altijd voorgelegd aan de bevolking.
Daarom verwacht ik in de komende periode geen drastische wijzigingen. Ik vrees absoluut niet dat een eventueel einde van de economische blokkade het eiland zal overspoelen met kapitalisme. Een einde of echte versoepeling van de blokkade zou een economische boost betekenen voor het land. De Cubanen zijn verstandig genoeg om de vrijgekomen zuurstof op een verstandige manier te gebruiken. Maar wat het reizen betreft, je hoeft je niet te haasten, maar ik zou zeggen: boek eens een reis naar Cuba, het is een schitterende bestemming.