In Haïti zijn al meer dan een week grote manifestaties bezig die de afzetting van president Jovenel Moïse eisen. De opstanden die ondanks harde repressie doorgaan krijgen geen enkele aandacht in het wereldnieuws. De oppositie wil een interim-president aanduiden, maar dit keer is dat niet naar de zin van de VS.
De recente revolte is niet nieuw, het is een uitvloeisel van protesten in voorgaande jaren die over steeds hetzelfde gaan: oneerlijke verkiezingen, armoede, uitbuiting en repressie van elk sociaal protest.
Inmenging VSJovenel Moïse is net als zijn voorganger Michel Martelly in zeer dubieuze omstandigheden president geworden. Bij de eerste ronde van de verkiezingen op 15 oktober 2015 zou hij volgens de kiescommissie 32,8 procent behaald hebben, wat werd tegengesproken door exit polls die hem slechts 6 procent gaven. De meeste observatoren noemden deze verkiezingen frauduleus. Gewelddadige protesten leidden vervolgens tot een jaar uitstel van de tweede ronde tussen de twee sterkste kandidaten tot 27 november 2016, die door Moïse werd ‘gewonnen’. Slechts 21 procent van de geregistreerde kiezers ging stemmen.
Alvorens dieper in te gaan op de redenen voor het huidig protest, moet worden teruggeschakeld naar 2006. Toen was René Préval, een medestander van Aristide, er in geslaagd de verkiezingen te winnen tegen de door de VS gewenste kandidaat. De VS waren reeds tweemaal eerder tussenbeide gekomen met twee staatsgrepen in 1991 en 2004, telkens tegen de verkiezing van Jean-Bertrand Aristide in 1990 en 2000. In 2006 lukte dat niet meer en Préval kon niet alleen de eed afleggen, maar bleef aan tot het einde van zijn mandaat.
In 2011 zorgden de VS en hun lokale cronies er voor dat hun kandidaat Martelly het haalde tegen Jude Célestin, de kandidaat Aristide en Préval.
PetroCaribe FundPréval had ondertussen een aantal zaken gedaan die de VS en de lokale elite allesbehalve bevielen. Zo werd ondermeer een (nog steeds zeer laag) minimumloon bij wet opgelegd. Zijn grootste zonde pleegde Préval echter reeds op de dag zelf van zijn eedaflegging. Ondanks dreigementen van de VS (waarvan de bewijzen door WikiLeaks werden uitgebracht) zette Préval zijn handtekening onder het Petro Caribe Fund.
Dit fonds was een initiatief van Venezolaans president Hugo Chávez. Gesteund door de zeer hoge olieprijzen van 100 dollar per vat lanceerde hij een steunfonds voor 17 landen in Centraal-Amerika en de Caraïben. Met het geld uit dat fonds konden de deelnemende staten goedkope petroleum aankopen en kredieten aangaan voor landbouwmachines, infrastructuur e.d. Voor Haïti ging het over 4 miljard dollar.
De VS en hun lokale cronies waren verontwaardigd dat deze kredieten de betrokken regeringen de onafhankelijkheid gaf om sociale eisen te stellen aan buitenlandse bedrijven. Dat dit geld bovendien van Venezuela kwam maakte het nog meer onaanvaardbaar.
Na de rampzalige aardbeving van 12 januari 2010 beslisten het Pentagon, het VS-ministerie van buitenlandse zaken en voormalig president Bill Clinton (met zijn stichting voor Haïti) de regering van Haïti te straffen, door van de ramp gebruik te maken om het bestuur van het land de facto over te nemen. Een groot deel van het geld van het PetroCaribe Fund werd vervolgens verduisterd door de entourage van president Martelly (2011-2016), die net als Moïse onder zeer dubieuze omstandigheden president werd. Martelly gebruikte dat geld tevens om zijn kandidaat-opvolger Moïse te promoten.
Protesten blijven aanhoudenEenmaal het geld uit Venezuela op was, dwong het IMF president Moïse om de prijs van benzine aan de pomp op te drijven. Dat deed Moïse op 6 juli 2018, waarop drie dagen van opstand volgden, die de voorloper zijn van wat nu gebeurt. Uit die drie dagen groeide een massabeweging die vragen begon te stellen over het PetroCaribe-geld.
Dit keer ziet het er echter naar uit dat de protesten niet zomaar gestopt kunnen wordt. Een van de vele eisen van de betogers is duidelijkheid over wat met de miljoenen dollars van het Petrocaribe Fund is gebeurd. “Kote kòb PetroCaribe a?” (waar is het geld van PetroCaribe?) werd hun slogan. Dat geld was bedoeld voor hospitalen, scholen, wegen, sociale projecten. De bevolking zag er bijna niets van.
De vonk die de recente protesten aanjoeg was wat de bevolking ‘het verraad van Moïse’ noemde. Op 10 januari 2019 stemde hij voor de motie die door de VS was ingediend bij de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), die verklaarde dat Venezolaans president Maduro niet de legitieme president van Venezuela zou zijn.
Deze beslissing werd de spreekwoordelijke druppel te veel. De ongebreidelde corruptie, de vervalste verkiezingen, de sociale uitbuiting, de hongerlonen en onleefbare werkomstandigheden voor Amerikaanse, Canadese en Franse multinationals zijn de echte redenen van het protest.
Washington vreest nu de ineenstorting van het systeem dat ze sinds de eerste staatsgreep in 1991 in Haïti in elkaar hebben gezet. De Amerikaanse ambassade poogt met de VN, de OAS, Brazilië en Colombia en de Haïtiaanse elite een einde aan de protesten te brengen. In zekere zin is de huidige situatie in Haïti een gevolg van het huidig beleid van de VS tegen Venezuela.
Haïtiaans politicus van de oppositie Jean-Charles Moïse (geen familie van de president) heeft al aangekondigd: “
Als Jovenel Moïse niet aftreedt, gaan wij in de komende dagen een interim-president aanduiden.” Klinkt bekend. Dat de VS en hun bondgenoten op dezelfde manier gaan reageren als op Guaidó in Venezuela mag betwijfeld worden.
Haiti’s Unfolding Revolution Is Directly Linked to Venezuela’s