Haïti: 4 jaar non-stop protesten tegen inmenging door VS

Haïtianen zijn de afgelopen weken opnieuw de straat opgegaan tegen de banken en ngo’s die het eiland sinds de aardbeving van 2010 hebben overgenomen.

De cyclus van protesten begon in Haïti in juli 2018 en is – ondanks de pandemie – blijven doorgegaan. De belangrijkste reden voor het protest in 2018 was dat Venezuela in maart van dat jaar – door de illegale sancties van de Verenigde Staten – niet langer goedkope olie naar Haïti kon verschepen via het PetroCaribe-programma. De brandstofprijzen stegen meteen met 50%.

Op 14 augustus 2018 tweette filmmaker Gilbert Mirambeau Jr. een foto van zichzelf waarop hij stond afgebeeld met een blinddoek. Hij had een bord in de hand met daarop de tekst: “Kot Kòb Petwo Karibe a???” (Waar is het PetroCaribe-geld gebleven?). Hij weerspiegelde er het populaire gevoel mee dat het geld van het programma was geplunderd door de Haïtiaanse elite. Die elite had haar greep op het land veiliggesteld via twee staatsgrepen tegen de democratisch verkozen president Jean-Bertrand Aristide (eenmaal in 1991 en nogmaals in 2004). De stijgende olieprijzen maakten sindsdien de situatie onleefbaar voor de overgrote meerderheid van de bevolking. De toenemende protesten creëerden voor de Haïtiaanse elite een crisis van politieke legitimiteit.

DechoukajDe afgelopen weken werden de straten van Haïti opnieuw overspoeld door grote marsen en wegblokkades. De stemming staat weer op scherp. Demonstranten riepen hun woede uit tegen banken en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s). Ook katholieke liefdadigheidsinstellingen moesten het ontgelden. De manifestanten schilderden “Weg met de VS” op gebouwen die zij vervolgens plunderden en in brand staken. Het Creoolse woord dechoukaj of ontworteling, dat voor het eerst werd gebruikt in de democratiebewegingen van 1986, is het kernwoord geworden van deze protesten. De regering schrijft het geweld toe aan bendes zoals de G9 die onder leiding staat van de voormalige Haïtiaanse politieinspecteur Jimmy “Babekyou” (Barbecue) Chérizier. Het klopt dat deze bendes deelnemen aan de protestbeweging, maar ze bepalen ze niet.

De regering van Haïti, geleid door waarnemend president Ariel Henry, besloot tijdens deze crisis de brandstofprijzen nog te verhogen. Dat lokte onder meer protest uit bij de transportvakbonden. Jacques Anderson Desroches, voorzitter van de Fós Sendikal pou Sove Ayiti, vertelde de Haitian Times: “Als de staat geen einde maakt aan de liberalisering van de oliemarkt ten gunste van de oliemaatschappijen en niet zelf de controle in handen neemt, zal er niets goeds van komen.”
“Als ze dat niet doen”, voegde hij er nog aan toe, “zullen alle maatregelen van Ariel Henry slechts cosmetische maatregelen zijn.” Op 26 september riepen vakbondsorganisaties op tot een staking. Die actie verlamde het land, inclusief de hoofdstad van Haïti, Port-au-Prince.

De rol van de VNDe Verenigde Naties (VN) evacueerden ondertussen hun niet-essentieel personeel uit het land. Speciale VN-vertegenwoordiger Helen La Lime vertelde de VN-Veiligheidsraad dat Haïti verlamd wordt door “een economische crisis, een bendecrisis en een politieke crisis.” Volgens haar zijn “die drie elementen samengesmolten tot een humanitaire ramp.”De legitimiteit van de Verenigde Naties in Haïti is beperkt als gevolg van de schandalen rond seksueel misbruik die de VN-vredesmissies in Haïti hebben geteisterd. De Haïtiaanse bevolking ziet het politieke mandaat van de Verenigde Naties vooral als de bewaker van een corrupte lokale elite die de bevelen van het Westen opvolgt.

De huidige president Ariel Henry werd op zijn post geïnstalleerd door de Core Group (de Kerngroep, die bestaat uit zes landen en wordt geleid door de Verenigde Staten, de Europese Unie, de VN en de Organisatie van Amerikaanse Staten). Henry werd president na de nog steeds onopgeloste moord op zijn impopulaire voorganger Jovenel Moïse (tot dusver staat enkel vast dat Moïse is vermoord door Colombiaanse huurlingen en Haïtiaanse VS-burgers). Helen La Lime (VN) vertelde de Veiligheidsraad in februari dat het “nationale onderzoek naar Moïse’s moord is vastgelopen. Die situatie voedt allerhande geruchten die de argwaan in het land versterken.”Vier recente ontwikkelingenEen begrip van de huidige cyclus van protesten is niet mogelijk zonder duidelijke kijk op vier ontwikkelingen in het recente Haïtiaans verleden.

Ten eerste leidde de destabilisatie van het land tot de ontmanteling van de Haïtiaanse staat. Die ontmanteling kwam op gang na de tweede staatsgreep tegen Aristide in 2004. Daar kwam de catastrofale aardbeving van 2010 nog eens bovenop. De Kerngroep van landen greep de ernstige problemen in Haïti aan om een breed scala aan westerse ngo’s op het eiland af te sturen. Die ngo’s namen algauw de rol van de Haïtiaanse staat over, bijvoorbeeld door zowat 80% van de openbare diensten in handen te nemen. Op die manier verspilden zij aanzienlijke bedragen van het hulp- en bijstandsgeld dat na de aardbeving het land was binnengekomen. Door de verzwakte staatsinstellingen beschikt de regering ondertussen over onvoldoende instrumenten om de onopgeloste crisis aan te pakken.

Ten tweede was er het PetroCaribe-programma dat Haïti tussen 2008 en 2016 voordelige olieverkopen en 2 miljard dollar winst moest opleveren. De winst was bestemd voor de Haïtiaanse staat, maar verdwenen naar de bankrekeningen van de elite. Daarna kwamen er de illegale VS-sancties tegen Venezuela waardoor het hele programma in de kiem werd gesmoord.

Ten derde probeerde het Haïtiaanse parlement in 2009 de minimumlonen op het eiland te verhogen tot 5 dollar per dag, maar Washington kwam tussenbeide namens grote textiel- en kledingbedrijven om het wetsvoorstel tegen te houden. David Lindwall, voormalig plaatsvervangend VS-missiehoofd in Port-au-Prince, zei dat de Haïtiaanse poging om het minimumloon te verhogen “geen rekening hield met de economische realiteit”, maar slechts een poging was om “de werkloze en onderbetaalde massa’s te sussen.” Het wetsvoorstel werd verworpen onder druk van de VS-regering. Deze “werkloze en onderbetaalde massa’s” zijn nu op straat en worden door de Kerngroep bestempeld als “bendes”.

Ten vierde zegt waarnemend president Ariel Henry graag dat hij neurochirurg is en geen beroepspoliticus. In de zomer van 2000 maakte Henry echter deel uit van de groep die de Convergence Démocratique (CD) oprichtte. Die organisatie riep meteen op tot de omverwerping van de democratisch verkozen regering van Aristide. De Haïtiaanse CD werd in het leven geroepen door het Internationaal Republikeins Instituut, een politieke tak van de Republikeinse Partij in de VS, en door de National Endowment for Democracy van de regering in Washington. Henry’s oproep tot kalmte op 19 september 2022 leidde ondertussen tot het opzetten van nog meer barricades en tot een intensivering van de protestbeweging. Hij luistert meer naar Washington dan naar Petit-Goâve, een stad aan de noordkust die uitgegroeid is tot het epicentrum van de opstand.

InvasiegolvenBij de VN in New York zei de Haïtiaanse minister van Buitenlandse Zaken Jean Victor Geneus: “Dit dilemma kan alleen worden opgelost met de effectieve steun van onze partners.” Voor veel waarnemers van de situatie in Haïti klinkt de uitdrukking “effectieve steun” als een pleidooi voor een zoveelste militaire interventie van de westerse mogendheden. Een hoofdartikel in de Washington Post riep op tot “gespierd optreden door externe actoren.” Sinds de Haïtiaanse revolutie, die eindigde in 1804, heeft Haïti te maken gehad met talloze invasiegolven (waaronder een lange VS-bezetting van 1915 tot 1930 en een door hen gesteunde dictatuur van 1957 tot 1986). Deze invasies hebben de eilandnatie verhinderd haar soevereiniteit veilig te stellen en hebben de bevolking belet een waardig leven op te bouwen. Een nieuwe invasie, door Marines of door de vredestroepen van de Verenigde Naties, zal de crisis alleen maar verergeren.

Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 21 september zei Joe Biden dat zijn regering “onze buurman in Haïti blijft steunen.” Wat dit betekent, is het best te begrijpen via een nieuw rapport van Amnesty International. Het rapport documenteert het racistisch misbruik van Haïtiaanse asielzoekers in de Verenigde Staten. De Verenigde Staten en de Kerngroep staan misschien achter mensen als Ariel Henry, maar ze lijken niet achter het Haïtiaanse volk te staan, met inbegrip van degenen die naar de VS zijn gevlucht.

Opties voor het Haïtiaanse volk zullen moeten komen van de vakbonden die zich aansluiten bij de protestgolf. Of de vakbonden en de maatschappelijke organisaties – met inbegrip van de studentenorganisaties die opnieuw zijn opgedoken als belangrijke actoren in het land – in staat zullen zijn de woede van de straat om te buigen tot dynamische veranderingen, valt voorlopig af te wachten. Deze tekst verscheen op The Real News Network, vertaling: Jan Reyniers

Blijf op de hoogte. Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Restez informé. Abonnez-vous à notre newsletter.