De nieuwe republiek na de onafhankelijkheid is in feite een semi-kolonie van de VS. De politieke en sociale situatie is zeer wankel. In de jaren dertig wordt na een volksopstand een revolutionaire republiek ingesteld. Maar die wordt na enkele maanden ongedaan gemaakt door een staatsgreep.* De prille Republiek (1902-1925) Gedurende de eerste twintig jaar na de onafhankelijkheid is de politieke en sociale situatie heel broos. De verkiezingen worden gekenmerkt door hardnekkige fraude. De verliezers betwisten steevast de resultaten, trekken de bergen in en beginnen een gewapende opstand. Dat leidt tweemaal tot een militaire interventie van de VS: in 1906 en 1917. Beide interventies duren ongeveer drie jaar. Tussendoor breekt in 1912 een opstand uit van de zwarte bevolking. Om de Amerikaanse suikerplantages en andere bezittingen te verdedigen stuurt Washington ook deze keer troepen naar het eiland. Dat gebeurt opnieuw in 1921 wanneer een ernstige economische crisis uitbreekt en er sociale onrust dreigt. In deze periode zijn er vier verkozen presidenten, maar ze zijn niet meer dan stropoppen van de VS. Tussen 1906 en 1909 wordt het bestuur zelfs tijdelijk overgenomen door een VS-gezant. Als gevolg van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog schiet de suikerprijs de hoogte in. Een periode van zeven vette jaren breekt aan. Maar na de vette jaren komen de magere. Eind 1920 zakken de prijzen ineen en dat veroorzaakt een ernstige financiële crisis in het land. De Noord-Amerikaanse kapitalisten maken van de gelegenheid gebruik om praktisch de hele suikerindustrie in te palmen. De crisis veroorzaakt grote werkloosheid en brengt heel wat sociale onrust met zich mee, vooral in de suikerplantages. De landeigenaars (Cubaanse en Noord-Amerikaanse) vragen een harde hand tegen de ‘relschoppers’. De arbeidersbeweging is nog zwak maar begint zich ondanks de repressie voorzichtig te organiseren. Aanvankelijk domineert de anarchistische strekking. De eisen beperken zich tot de arbeidsvoorwaarden en het loon, er zijn geen politieke objectieven. Door het succes en de aantrekkingskracht van de Russische Revolutie verliest deze stroming gaandeweg aan kracht ten voordele van het ontkiemende communisme. Ook de studenten beginnen zich te organiseren. In 1923 wordt de Universitaire Studentenfederatie (FEU) opgericht. Eén van de belangrijke studentenleiders is Julio Antonio Mella, de toekomstige voorzitter van de communistische partij. De FEU neemt van in het begin een zeer radicale en miltante houding aan. Ze zal in de toekomst nog een heel belangrijke politiek rol spelen. Juan Antonio Mella De dictatuur van Machado (1925-1933) De situatie is bijzonder woelig. De VS sturen een speciale gezant om de Cubaanse president ‘bij te staan’. Dat en de verslechterde economische situatie leiden tot een radicalisering van diverse oppositiebewegingen. Er zijn diverse gewapende opstanden. De VS dreigen opnieuw met interventie. In die broeierige context wint generaal Gerardo Machado y Morales de verkiezingen in 1924. Hij is gefortuneerd en heeft nauwe banden met het Noord-Amerikaanse zakenleven. Voordien heeft hij zich al verdienstelijk gemaakt met zijn hardhandig optreden tegen stakingen en betogingen. De Cubaanse oligarchie en de VS-belangen op het eiland zijn tevreden met zijn verkiezing. Van hem verwachten ze dat hij de opkomende arbeidersbeweging stevig onder de knoet zal houden. De democratische façade die de vorige presidenten nog enigszins wisten overeind te houden wordt nu achterwege gelaten. Machado ontpopt zich heel snel als een tropische Mussolini. Na zijn aantreden volgt een genadeloze repressie tegen de arbeidersbeweging. Hij richt ook een eigen, volgzame vakbond op. Hij lanceert verder een ambitieus plan om via grote publieke werken de economie aan te zwengelen en tewerkstelling te creëren. De eerste jaren verkrijgt hij daardoor steun bij een groot deel van de burgerij en de kleinburgerij. In augustus 1925 wordt de communistische partij opgericht. Ze richt zich vooral op het werken binnen de arbeidersbeweging. Door toedoen van de communisten zal de organisatiegraad en slagkracht van de arbeidersklasse gevoelig toenemen. In 1931 verwerven ze de facto de leiding van de nationale vakbond (CNOC). De bijdrage van de communisten is ook ideologisch: onder hun impuls krijgen de nationale kwestie en het anti-imperialisme een revolutionaire dimensie. In een van hun documenten lezen we: ‘Met behulp van Lenin zullen we de ideeën van Martí in de praktijk brengen’.(1) De repressie tegen deze nieuwe partij is zoals te verwachten zeer hevig. De partij wordt verboden, militanten worden opgesloten, sommigen vermoord. Eén van de oprichters, Julio Antonio Mella vlucht naar Mexico, maar wordt daar in 1929 om het leven gebracht door veiligheidsagenten van Machado. Gerardo Machado y Morales Het ambitieus plan van Machado wordt een economische flop en in 1929 slaat de wereldwijde economische depressie toe. Machado verliest een groot deel van zijn politieke achterban. Wanneer hij zijn mandaat, zonder verkiezingen te houden, probeert te verlengen, breekt het protest los. Studenten, arbeiders maar ook de burgerij schieten in actie. De niets ontziende repressie wakkert het verzet alleen maar aan. Stakingen en betogingen volgen elkaar op. Er worden diverse gewapende groepen opgericht. Eén ervan is de Revolutionaire Unie, onder leiding van Antonio Guiteras. Hij plant o.a. een aanval op de Moncada kazerne in Santiago. De oproer bereikt zijn hoogtepunt in 1933. Een staking van buschauffeurs krijgt navolging in andere sectoren. De stakers eisen het aftreden van Machado. Militairen weigeren bevelen op te volgen. Rebellerende officieren plegen een staatsgreep op 11 augustus. De volgende dag volgt een algemene staking. De dictator houdt het voor bekeken en ontvlucht het eiland. Een kortstondige revolutionaire Republiek (1933) Er wordt een nieuwe overgangsregering gevormd. Op aangeven van de VS-Ambassadeur valt de keuze op Carlos Manuel de Céspedes, kleinzoon van de onafhankelijkheidsstrijder van 1868. De regering is van extreem-rechtse snit maar heeft nauwelijks gezag. De straten zijn het toneel van wraakacties tegen de voormalige aanhangers van Machado. De sociale strijd wordt verder gezet en radicaliseert zich. Studenten laten van zich horen, stakingen stapelen zich op en in heel wat bedrijven worden gewapende sovjets (arbeidsraden) opgericht. In sommige regio’s verbroederen de arbeiders met soldaten. Guiteras predikt het socialisme. Zijn programma luidt als volgt: 1. Straffen voor iedereen die rechtstreeks of onrechtstreeks heeft deelgenomen aan de gevallen regering. 2. Inbeslagneming van alle goederen verworven onder die illegale situatie. 3. Grondwethervorming. 4. Begin van een socialistische politiek. 5. Algemene verkiezingen.(2) Antonio Guiteras De communistische partij en andere linkse krachten sturen aan op een heuse maatschappelijke revolutie. Maar ze overschatten hun eigen mogelijkheden en onderschatten de kracht van de tegenstander. De burgerij en kleinburgerij zien zoveel radicalisering niet zitten. Binnen het leger ziet men de chaos en de sociale beroering met lede ogen aan. Op 4 september, amper twintig dagen na de aanstelling van de nieuwe regering plegen enkele lagere officieren een staatsgreep. Fulgencio Batista Zaldívar werpt zich snel op als de sterke man van de coupplegers. Hij zoekt dadelijk contact op met de VS-ambassadeur. De militairen vergaderen met studentenleiders en andere politieke partijen – de communisten worden geweigerd – en stellen een overgangskabinet samen. Dat kabinet wordt echter niet erkend door de VS, die een vloot van een dertigtal schepen sturen. Daarop valt de keuze op Ramón Grau San Martín, een gefortuneerd professor met een gematigd profiel. De regering Grau is niet echt stabiel. Het is een samenraapsel van zeer uiteenlopende, tegenstrijdige strekkingen en kan niet rekenen op de georganiseerde steun van politieke partijen. Er is de reactionnaire en pro-imperialistische vleugel met als centrale figuur Batista, hoofd van de strijdkrachten. Aan de andere zijde heb je de linkse en anti-imperialistische vleugel, waarvan Guiteras het boegbeeld is. Hij is minister van binnenlandse zaken. Tussen beide in heb je gematigde, reformistische vleugel onder leiding van Grau, de nieuwe president. Achter de schermen is Batista de sterke man en hij zal gaandeweg zijn machtsbasis versterken. Guiteras drukt een heel grote stempel op deze nieuwe regering. Heel wat progressieve maatregelen worden doorgevoerd: zo bijvoorbeeld de achturendag, het minimumloon, het recht op vakbondswerk, een pensioenregeling, een begin van landbouwhervorming, de verlaging van de elektriciteitstarieven, de nationalisering van enkele grote bedrijven en de aanzet om het Platt Amendement uit de grondwet te schrappen. Het is de eerste volkse, anti-imperialistische regering in de geschiedenis van Latijns-Amerika. De situatie is, gezien de samenstelling van de regering echter niet eenduidig. Grau schippert tussen links en rechts. Hij keurt veel voorstellen van Guiteras goed, maar dekt ook de repressie in die Batista uitvoert tegen de arbeidersbeweging. Die repressie is o.a. bedoeld als provocatie tegen Guiteras. De communisten lopen daar in en stellen zich sektair op. Ze gooien alle krachten binnen de regering op één hoop en zijn niet in staat het revolutionair en anti-imperialistisch karakter van Guiteras te zien. In plaats van de positie van Guiteras te versterken voeren ze een frontale oppositie tegen de regering. Omgekeerd zoeken de revolutionaire krachten ook geen alliantie met de communisten, omwille van een hardnekkig en diepgeworteld anti-communisme. Links is m.a.w. verdeeld en wordt door de reactionaire krachten handig tegen elkaar uitgespeeld. De ideologische vorming is globaal gesproken zwak en er is gebrek aan standvastigheid en revolutionaire cultuur. De zwakte van links maakt het de dominante klassen gemakkelijker om komaf te maken met dit gevaarlijk precedent in het continent, zestien jaar na de Russische Revolutie. Gedurende drie maanden was er een revolutionaire regering … met Guiteras als meest prominente figuur. Deze regering begon een reeks revolutionaire maatregelen te nemen tegen de monopolies die het elektriciteitsnet beheerden. Het resultaat was dat Jefferson Caffery, de ambassadeur van de VS zoete broodjes begon te bakken met sergeant Batista, die toen al kolonel was.(3) De VS erkent in elk geval de regering Grau niet en wil er zo snel mogelijk van af, net zoals de Cubaanse elite. Batista voert de karwei uit. Hij pleegt op 15 januari 1934 andermaal een staatsgreep. Grau gaat de confrontatie niet aan en treedt af. Guiteras probeert de staatsgreep ongedaan te maken d.m.v. een algemene staking, maar dat mislukt. Guiteras beschikt zelf niet over een stevige partij en de volksbewegingen zijn onvoldoende georganiseerd om het tij te doen keren. De aanduiding van een nieuwe president verloopt stuntelig. Een eerste kandidaat oefent het ambt vier dagen uit, maar lijkt niet geschikt voor de job. Bij de tweede houdt men het al na enkele uren voor bekeken. Uiteindelijk stelt Batista Carlos Mendieta aan als nieuwe president. Hij is een zwak figuur die volledig naar zijn pijpen zal dansen. De dominante klassen zijn gerustgesteld, na honderd dagen is de politieke constellatie van de voorbije tien jaar weer hersteld: een dictatuur met democratische façade. Batista van zijn kant weet doorheen die turbulente maanden zijn machtspositie te consolideren. En de VS, ook die zijn tevreden: de (hun) orde is hersteld en voortaan hebben ze geen militaire interventies meer nodig. Ze hebben nu een betrouwbaar huurlingenleger die het vuile werk in hun plaats zal opknappen. Het Platt Amendement, dat onverteerbaar was voor de Cubanen en zoveel anti-amerikanisme had veroorzaakt, kan nu worden afgeschaft. Dat gebeurt in mei 1934. Fulgencio Batista Zaldívar De regering van ‘honderd dagen’ heeft gefaald, maar het is een keerpunt in het bewustzijn van de bevolking. De kortstondige ervaring heeft de anti-imperialistische en revolutionaire gevoelens bij brede lagen van de bevolking aangewakkerd. Het heeft ook de zwakte aangetoond van het neokoloniale bestuur. De herinnering aan deze gebeurtenis zal een belangrijke rol spelen in de omverwerping van Batista en de uitbouw van de prille revolutie in ‘59.(4) Een republiek op maat van Batista (1934-1953) Batista doet wat van hem verlangd wordt. Hij verklaart de oorlog aan de volksbewegingen. Er komt een batterij aan repressieve wetten en decreten om stakingen en opruiende propaganda te verbieden. Op ordeverstoring in de suikerindustrie staat zelfs de doodstraf. Het protest daartegen beantwoordt hij met het opschorten van grondwettelijke vrijheden, perscensuur, de staat van beleg, willekeurige aanhoudingen, regelmatige slachtpartijen, kortom de gebruikelijke ingrediënten van een militaire dictatuur. De massabewegingen zijn niet voorbereid op zoveel repressie en krijgen rake klappen. Daarop richt Guiteras een clandestiene organisatie op: de Joven Cuba. Die moet de ontevredenheid kanaliseren en zich als voorhoede opstellen in de confrontatie met Batista. De beweging telt al gauw vijftien duizend leden. Maar Guiteras is de meest gezochte man van het eiland en zijn leven komt in gevaar. Daarom vat hij het plan op om naar Mexico te vluchten om daar de guerrillastrijd voor te bereiden. Het komt zover niet, hij wordt verraden en kort daarna vermoord (maart 1935). De nieuwe regering sluit vrij snel een nieuw handelsakkoord met de VS, dat bijzonder nadelig is voor Cuba. Dat gebeurt in de context van zware economische crisis en grote werkloosheid. De politieke situatie geraakt niet echt gestabiliseerd. Er zijn constant conflicten tussen de aangestelde president en Batista, de feitelijke sterke man. Tussen het begin van ’34 en eind ’36 passeren drie presidenten de revue. Van die tegenstelling profiteert de oppositie om democratische eisen naar voor te schuiven en wat terrein terug te winnen. In ’37 legaliseert de regering de politieke partijen (waaronder de communistische partij), kent ze politieke amnestie toe en geeft ze toelating om een eenheidsvakbond op te richten: de CTC. Er wordt ook een nieuwe grondwet voorbereid, die in ’40 gestemd zal worden. Hij is merkwaardig progressief. De internationale situatie speelt hier mee. Wereldwijd worden brede allianties gevormd tegen het oprukkend fascisme. Extreem-rechts, onderdeel van Batista zijn politiek draagvlak, geraakt daardoor in de verdrukking en hijzelf schuift meer op naar het centrum. Omgekeerd volgt de communistische partij de richtlijnen van de Communistische Internationale en sturen ze aan op een zo breed mogelijke alliantie, in de praktijk is dat met Batista. Radicale politieke eisen worden opgeborgen en de partij plooit zich terug op het werken in de fabrieken. Dat de arbeidersbeweging in het algemeen en de communistische partij in het bijzonder sterk verzwakt zijn, zit daar zeker ook voor iets tussen. Direct na de staatsgreep van begin ’34 richten de medestanders van ex-president Grau een nieuwe partij op: de Partido Revolucionario Cubano Auténtico, beter gekend als de Auténticos. Doel is het politiek kapitaal dat opgebouwd werd gedurende de regering van de honderd dagen, niet te laten verloren gaan en het zeker niet in handen te laten gaan van revolutionaire krachten. De partij definieert zichzelf als reformistisch, is uitgesproken anticommunistisch en stuurt aan op een vreedzame beëindiging van de dictatuur. De afstand tussen top en basis is groot. Bij de verkiezingen van ’39 nemen elf partijen deel. De Auténticos komen als grootste partij uit de stembus (20%), maar ze weigeren mee te stappen in een eenheidskabinet. De communisten (9%), die het blok rond Batista hebben gesteund doen dat wel. Batista wordt de nieuwe president en legt in oktober 1940 de eed af. Economisch gaat het Cuba voor de wind. Door de oorlog stijgen de suikerprijzen naar recordhoogtes. De eenheidsregering voert een gematigde sociale koers. Ondanks de oorlogsontberingen heerst er sociale vrede. De communisten leggen hun samenwerking met de reactionaire Batista uit in het kader van de internationale coalitie tegen het fascisme, maar hun motivering wordt lang niet door iedereen begrepen, laat staan gevolgd. Hun strategische opstelling zorgt binnen het revolutionaire kamp voor heel wat verwarring en wordt door heel wat revolutionairen kwalijk genomen. Niettemin zijn het gloriejaren voor de communistische partij, die haar naam wijzigt in Partido Socialista Popular (PSP). In 1944 kan ze rekenen op honderdduizend militanten en bij de syndicale verkiezingen halen de communistische kandidaten tachtig procent van de stemmen. Dat is ongezien in Latijns-Amerika. Deze opbloei genereert een rijke oogst aan linkse literatuur en is heel belangrijk voor de verspreiding van het wetenschappelijk socialisme in Cuba. Bij de presidentsverkiezingen van 1944 steunen de communisten de kandidaat van Batista, maar Grau krijgt de meeste stemmen achter zich. De Koude Oorlog doet ook in Cuba zijn intrede. De nieuwe regering stelt alles in het werk om de communistische partij en de in 1939 opgerichte eenheidsvakbond (CTC) te ondermijnen. In de daaropvolgende jaren zal het anticommunisme snel toenemen. In de VS ontketent senator McCarthy een ware heksenjacht tegen al wat links en progressief is. Die hysterie zal ook overslaan naar Cuba. Grau verbreekt ook snel zijn verkiezingsbeloftes. Dat veroorzaakt een afscheuring onder leiding van Eduardo Chibás. Hij richt in 1947 de meer radicale Partido Revolucionario Cubano Ortodoxo op. Fidel is aanwezig op de stichtingsbijeenkomst van de ‘Ortodoxos’ en zal militeren in de jongerenafdeling van de partij. Chibás is een charismatisch spreker en weet massa’s te begeesteren. Hij maakt veel indruk op de jonge Fidel. Eduardo Chibás In april 1948 is Fidel als afgevaardigde voor een studentencongres in Bogota, de hoofdstad van Colombia. Er breekt een spontane volksopstand uit naar aanleiding van de moord op een populaire oppositieleider, de zogenaamde ‘Bogotazo’. Fidel sluit zich aan bij de opstandelingen, maar de rebellie is slecht georganiseerd en er is geen leiding. De opstand ontaardt in plunderingen en wordt snel neergeslagen. Fidel, amper 22 jaar, kan ontkomen via de Cubaanse ambassade. Het gebeuren maakt grote indruk op hem. Het is zijn eerste directe revolutionaire ervaring waaruit hij heel wat lessen trekt. De oproer van 9 april beïnvloedde mij heel sterk in mijn later revolutionaire loopbaan. Nadat ik gezien had wat daar gebeurde, deed ik later enorme inspanningen om een politiek bewustzijn en politieke vorming in Cuba te creëren. Ik wou vermijden dat de revolutie zou verzanden in anarchie, plundering en wanorde, dat de mensen het recht in eigen handen zouden nemen.(5) In 1948 zijn er opnieuw presidentsverkiezingen. Chibás gooit zich in de electorale strijd, maar faalt. Hij is wel populair maar mist een stevig apparaat en georganiseerde achterban die een voldoende electorale steun kan verzekeren. Carlos Prío Socarrás, kopstuk van de Auténticos, wordt de nieuwe president. De corruptie neemt ongekende vormen aan. Cuba begint meer en meer te desintegreren op sociaal en politiek vlak. De polarisatie neemt toe en het land wordt stilaan onbestuurbaar. Een groeiende groep ziet revolutie als enige uitweg om uit de nationale crisis te geraken. Fidel wil het parlement gebruiken als springplank daarvoor. Hij wil er samen met de meest radicale Ortodoxos een revolutionair programma voorstellen. Dat zal dan het platform vormen om de massa’s te mobiliseren tot gewapende actie en omverwerping van de regering. Carlos Prío Socarrás Het lot beslist er anders over. Op grond van ernstige aanwijzingen beschuldigt Chibás de regering Prío van zware corruptie, maar hij kan de bewijzen niet hard maken. Op 5 augustus 1951 schiet hij zichzelf in de buik tijdens zijn wekelijks radioprogramma en sterft enkele dagen later. Dat verandert de hele politieke scène. Er is niemand van het kaliber van Chibás – Fidel is nog te jong om hem op te volgen – en de Ortodoxos blijven verweesd achter. Batista voelt zich nu sterk genoeg om de macht weer naar zich toe te trekken. Op tien maart 1952 pleegt hij voor de derde keer een staatsgreep. Deel 1: De koloniale periode en de onafhankelijkheidsstrijd Deel 3: De gewapende strijd (1953-1959) Deel 4: De revolutie krijgt vorm (1959-1960) Deel 5: Ontstaan en uitbouw van het socialisme (1961-75) (1) Deel 6: Ontstaan en uitbouw van het socialisme (1961-75) (2) Deel 7: Verdere uitbouw van het socialisme (1975-1986) Deel 8: De Rectificatie (1986-1990) Deel 9: De Speciale Periode (1990-) Deel 10: Hervormingen en diplomatiek isolement (1994-1998) Deel 11: Diplomatieke successen en Batalla de ideas (1998-) Deel 12 (slot): Bush, ALBA, Fidel en Raúl (2003-) Tijdslijn Noten: * Dit artikel verscheen in gewijzigde vorm in Demuynck K. & Vandepitte M., De Factor Fidel, Antwerpen 2008, hoofdstuk 1. (1) Geciteerd in Gómez García H., Cuba. Génesis del Socialismo. Historia Contemporanea de Cuba 1895-1944. Del Colonialismo Español al Imperialismo Norteamericano, Caracas 2004, p. 76. (2) Geciteerd in Ibid., p. 195. (3) Discurso pronunciado por Fidel Castro Ruz, 23 januari 1959. (4) Raby D., Democracy and Revolution. Latin America and Socialism Today. Londen 2006, p. 82. (5) Fidel Castro, geciteerd in Isidrón del Valle A. (ed.), Antes del Moncada, Havanna 2001, p. 113.