Sommige Westerse media grijpen de dood van Fidel Castro aan om tal van lasterlijke beschuldigingen over hem te verspreiden. Dat heeft mij pijn gedaan. Ik kende Fidel goed, dat is algemeen geweten. Daarom wil ik zelf getuigen.
Een consequente intellectueel moet ontmaskeren wat onrechtvaardig is, te beginnen met wat gebeurt in zijn eigen land.
De snaren van de mainstream media zijn gelijk gestemd en wanneer zij dan elke valse noot neersabelen, elke afwijkende mening censureren en de dissidente auteurs sanctioneren, kan terecht van “repressie” gesproken worden. Hoe noem je anders een systeem dat de vrijheid van meningsuiting onderdrukt en afwijkende stemmen de mond snoert? Een systeem dat geen tegenstand duldt, hoe goed onderbouwd ook, een systeem dat een “officiële waarheid” vastlegt en geen enkele overtreding tolereert. Zo’n systeem heeft een naam: het heet “tirannie” of “dictatuur”. Dat hoeft geen discussie. Zoals veel anderen heb ik dat systeem aan den lijve ondervonden… in Spanje en Frankrijk. Dat is wat ik u wil vertellen.
De repressie tegen mij persoonlijk begon in 2006 toen in Spanje mijn boek Fidel Castro. Een biografie met twee stemmen of Honderd uren met Fidel werd uitgegeven, (Uitg. Debate, Barcelona), de vrucht van vijf jaar werk en honderden uren gesprekken met de leider van de Cubaanse revolutie. Ik werd onmiddellijk aangevallen, de repressie sloeg meteen toe. De krant El País (Madrid) bijvoorbeeld, waarvoor ik regelmatig opinieartikels schreef, weigerde nog langer mijn werk te publiceren. Zonder enige uitleg. En dat niet alleen. In de beste stalinistische traditie werd mijn naam uit de krant verwijderd. Weggeveegd. Mijn boeken werden niet meer besproken, mijn intellectuele activiteit nooit meer genoemd. Niets. Afgevoerd. Gecensureerd. Een historicus die in de toekomst in El País mijn naam zou zoeken, zou besluiten dat ik tien jaar eerder overleden was.
Hetzelfde gebeurde bij La Voz de Galicia, een krant waarvoor ik jarenlang een dagelijkse bijdrage leverde onder de titel Res Publica. Na de publicatie van mijn boek over Fidel Castro en ook zonder de minste verontschuldiging werd mijn kroniek geweerd. Totale censuur, van de ene op de andere dag. Zoals bij El País werd ik helemaal opzij geschoven. Behandeld als de pest. Nooit werd nog gewag gemaakt van een of andere van mijn activiteiten.
Net als in eender welke ideologische dictatuur is de “verdwijntruc” de beste manier om een intellectueel te executeren. Hem doen “verdwijnen” uit de media om hem “symbolisch” naar de andere wereld te helpen. Hitler heeft het gedaan. Stalin heeft het gedaan. Franco heeft het gedaan. El País et La Voz de Galicia hebben het met mij gedaan.
In Frankrijk gebeurde net hetzelfde. Zodra de uitgeverijen Fayard en Galilée in 2007 mijn biografie van Fidel Castro hadden gepubliceerd, sloeg de repressie toe.
Op zaterdagmorgen verzorgde ik voor de openbare radio France Culture een wekelijkse uitzending over internationale politiek. Op het ogenblik van de publicatie van mijn boek over Fidel Castro begonnen de mainstream media mij met ongezien geweld aan te vallen. Ik werd door de directrice op het matje geroepen. Zonder enige omhaal zei ze me: “
Het is onmogelijk dat u, een vriend van de tiran, nog uw ideeën kunt verkondigen op onze radiozender.” Ik probeerde me te verdedigen maar er was niets aan te doen. De deuren van het radiostation gingen voorgoed dicht. Ook daar heeft men mij de mond gesnoerd. Een valse noot in het eenstemmige anti-Cubaanse koor werd het zwijgen opgelegd.
Aan de universiteit van Paris-VII doceerde ik al 35 jaar de theorie van de audiovisuele communicatie. Toen ik mijn boek begon te verspreiden en de mediacampagne toesloeg, waarschuwde een collega mij: “
Luister, sommige verantwoordelijken zeggen dat we niet kunnen tolereren dat “de vriend van de dictator” les geeft in onze faculteit.” Al snel verschenen er in de gangen van de universiteit anonieme pamfletten tegen Fidel Castro die mijn ontslag eisten. Kort daarna kreeg ik officieel bericht dat mijn contract niet zou verlengd worden… in naam van de vrije meningsuiting werd mij dat recht ontzegd…Ik stond op dat ogenblik in Parijs aan het hoofd van het maandblad Le Monde diplomatique, dat tot dezelfde persgroep behoort als de beroemde krant Le Monde. Om historische redenen maakte ik deel uit van de Société des Rédacteurs hoewel ik al niet meer voor die krant schreef. Deze Société was als belangrijkste aandeelhouder zeer belangrijk in het organigram van de onderneming want uit haar rangen werd de directeur van de krant gekozen en het was zij die waakte over de deontologie. Enkele dagen na de verspreiding van mijn biografie van Fidel Castro in de bibliotheken en nadat enkele belangrijke media (waaronder de krant Libération) hun aanval hadden ingezet, riep de voorzitter van de Société des Rédacteurs me bij zich. Hij had het over de “extreme gevoelens” die zich door de publicatie van mijn boek meester hadden gemaakt van de Société. “
Hebt u het gelezen?” vroeg ik hem. “
Nee, maar dat doet er niet toe,” antwoordde hij, “het is een kwestie van ethiek, van deontologie. Een journalist van de groep Le Monde mag geen dictator interviewen.”
Uit mijn hoofd debiteerde ik een lijst van een twaalftal authentieke autocraten uit Afrika en andere continenten waaraan de krant tientallen jaren lang maar al te graag het woord had gegeven. “
Dat is niet hetzelfde”, zei hij. “
Ik heb je net daarom bij me geroepen: de leden van de Société des Rédacteurs willen uitleg.” “
U wilt me een proces aandoen?” vroeg ik. “
Een Moskous proces? Een ‘zuivering’ voor ideologisch deviationisme? Dan zult u uw functie van inquisiteurs en politieke politie moeten waarmaken en me met geweld voor uw tribunaal slepen.” Maar dat hebben ze niet gedurfd.
Eigenlijk mag ik niet klagen. Ik werd niet gevangen genomen, gefolterd of gefusilleerd zoals veel journalisten en intellectuelen onder het nazisme, het stalinisme of het franquisme, maar ik was wel een symbolisch slachtoffer van repressie. Net zoals El País of La Voz hebben ze mij doen “verdwijnen” uit Le Monde of werd alleen nog over mij gepraat in termen van “lynchen”.
Ik ben niet alleen. In Frankrijk, Spanje en andere Europese landen ken ik heel wat intellectuelen en journalisten die monddood werden gemaakt, die “onzichtbaar” werden en in de marginaliteit werden geduwd omdat zij niet denken zoals het woeste koor van de dominerende media, omdat ze het “verplichte anti-Castrodogma” afwijzen. Noam Chomsky werd in de VS, het land van de “heksenjacht”, verbannen door de grote media: ze ontzegden hem de toegang tot de meest invloedrijke kranten en de belangrijkste radio- en tv-stations. Dit gebeurde niet vijftig jaar gelegen in een of andere verre stoffige dictatuur. Het gebeurt nu, in onze “mediademocratie”. Ik ben er nog altijd het slachtoffer van. Omdat ik mijn werk als journalist heb gedaan en Fidel Castro het woord heb gegeven. Tijdens een proces mag de beschuldigde toch het woord nemen? Waarom aanvaardt men niet de versie van de Cubaanse leider die door de dominante media constant beschuldigd en veroordeeld wordt? Is tolerantie niet de basis zelf van de democratie? Voltaires definitie van tolerantie luidt als volgt: “
Ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot de dood verdedigen.” In het post-truth-tijdperk lapt de dictatuur van de media dit elementaire principe aan zijn laars.
Ignacio Ramonet