Honderden jaren kolonisering zitten diep gegrift in de opvattingen en gewoontes van mensen. Dat verdwijnt niet zomaar. Om daar komaf mee te maken is cultuur een essentiële factor. Dat hebben ze heel sterk ervaren op Cuba en op dat vlak is dit weerbarstig eiland een boeiend laboratorium. Abel Prieto, voormalig Cubaans minister van Cultuur geeft zijn visie op deze kwestie.Het lijkt me uiterst belangrijk om de kwesties die verband houden met culturele kolonisatie te bestuderen in dit krampachtig en onzeker tijdperk. We stellen het effect vast van de manipulatie van criteria, gedrag en emoties dag na dag – in een klimaat waar fake-news woekert en ‘post-truth’ heerst – en waar, zoals Ivan Karamazov zei, ‘alles is toegestaan’.
Nog nooit hebben we zo’n verwoestende culturele en ethische crisis meegemaakt. Wat de moeite waard is, wat we moeten bewaren, liefhebben en onthouden, wordt vermengd met een stortvloed aan oppervlakkige, irrelevante, ‘leuke’ berichten.
Cultuur is nog nooit zo gedegradeerd tot louter handelswaar, tot louter leeg tijdverdrijf. Nooit was de koloniale aanwezigheid in ons leven en in onze subjectiviteit zo overweldigend. Nooit is de culturele hegemonie van een kleine groep bedrijven die miljoenenwinsten maken terwijl ze de belangen van het systeem verdedigen, zo ver gegaan. Vandaag lijkt de druk van de almachtige amusementsindustrie, desinformatie, reclame, mode, beroemdheden, oppermachtig.(1)De ervaring van Cuba op dit gebied kan zeer illustratief zijn. Dat heeft te maken met het bijzondere karakter van zijn geschiedenis. Het is een van de laatste koloniën van Spanje in Amerika (‘het altijd trouwe eiland Cuba’, volgens de slogan van de metropool).
Het strijdt dertig jaar lang voor zijn onafhankelijkheid en voor de meest geavanceerde idealen van sociale rechtvaardigheid. Het valt ten prooi aan de vraatzucht van de jonge VS en wordt gedurende een halve eeuw hun eerste neokolonie. Vervolgens neemt het de wapens op tegen een bloedige, immorele en door de yankees gesteunde dictatuur en sticht het een revolutionaire samenleving, geïnspireerd door het socialisme.
De ervaring van Cuba op dit gebied kan zeer illustratief zijn. Dat heeft te maken met het bijzondere karakter van zijn geschiedenisDe sporen van wat Aníbal Quijano[i] ‘kolonialiteit van de macht’ noemt, zijn in de hele geschiedenis van Cuba en Ons Amerika[ii] aanwezig. Quijano wijst erop dat de kolonisator ‘de nieuwe identiteit van de gekoloniseerde inheemse bevolkingsgroepen, Indianen, definieert vanuit de idee van ras’.
Voor deze bevolkingsgroepen betekent de koloniale overheersing bijgevolg de onteigening en onderdrukking van hun oorspronkelijke identiteiten (Maya, Azteek, Inca, Aymara, enz…) en op lange termijn het verlies van deze identiteiten en het aanvaarden van een gemeenschappelijke negatieve identiteit.
De bevolking van Afrikaanse oorsprong, eveneens afkomstig uit heterogene historische ervaringen en identiteiten (Congos, Bacongos, Yorubas, Ashantis, enz…) wordt onderworpen aan een fundamenteel gelijkwaardige aanpak en aan een gemeenschappelijke, even negatieve, koloniale identiteit: zwarten.[iii]Quijano legt uit hoe ‘Indianen’ en ‘zwarten’ gedwongen worden ‘om onder repressie de praktijken van omgang met het eigen heilige op te geven of deze slechts op clandestiene wijze uit te voeren met alle verstoringen van dien’.
Sterker nog: ze worden gedwongen ‘ten overstaan van de overheersers de schandelijkheid van hun eigen verbeeldingswereld en van hun eigen vroegere universum van subjectiviteit toe te geven, of te doen alsof ze dat toegaven’.[iv] Bestaat er een meer verscheurende vorm van marteling dan deze?
In Cuba leeft deze vreselijke vernedering in de eerste helft van de 20e eeuw voort onder zwarten en mestiezen, en onder die blanken, meestal armen, die Cubaanse religies van Afrikaanse oorsprong omarmen. De burgerij van het eiland praktiseert een katholicisme met weinig spirituele diepgang, terwijl ze neerkijkt op religies van Afrikaanse oorsprong en deze afdoet als ‘hekserij’.
Het lijkt erop dat nogal wat van onze burgerij zich in het geheim tot de orichas (goddelijke boodschappers uit de Afrikaanse religies n.v.d.r.) wenden voor bescherming. Maar voor het publiek, voor de sociale kroniek van de kranten, presenteren zij zich uiteraard als onberispelijke volgelingen van de apostolische en rooms-katholieke kerk.
In Cuba leeft deze vreselijke vernedering voort onder zwarten en mestiezen, en onder die blanken, meestal armen, die Cubaanse religies van Afrikaanse oorsprong omarmenOp 20 mei 1902 wordt de Republiek Cuba officieel opgericht, met een vernederend addendum aan de grondwet dat de neokoloniale toestand van die misvormde pasgeborene bevestigt. In werkelijkheid zijn we gewoon van metropool veranderd.
We worden een land dat in alle opzichten ondergeschikt is aan de VS. Hoewel we een vlag hebben, een volkslied, een president en een parlement, zijn we in economisch, commercieel, diplomatiek en politiek opzicht niet meer dan een perfecte kolonie. En in cultureel opzicht zijn we er heel dicht bij.
Onze burgerij kijkt permanent naar het Noorden. Van daaruit importeert zij dromen, hoop, fetisjen, levensstijlen. Zij stuurt haar kinderen naar het Noorden om te studeren, in de hoop dat zij de bewonderenswaardige competitieve geest van de Yankee-‘winnaars’ assimileren. Roberto Fernández Retamar noemt hen de ‘vice-burgerij’, vanwege haar afhankelijke, annexionistische, onpatriottische karakter.
De Cubaanse burgerij voelt zich niet Latijns-Amerikaans. En nog minder Caribisch. Zij kijkt neer op haar geestelijke familie in de regio en voelt zich eerder een soort armer familielid van haar rijke buur in het Noorden, dankzij een denkbeeldige en enigszins pathetische verwantschap.
Tegelijkertijd verafschuwt zij de Afrikaanse wortels van onze cultuur. Hoewel haar politieke vertegenwoordigers Martí vaak citeren, spant zij zich in om elk spoor van Martí’s Republiek en zijn banden met ‘Ons Amerika’ uit het collectieve geheugen van de natie te wissen.
We hebben op dat moment in Cuba geen echte nationale burgerij, zoals in andere Latijns-Amerikaanse landen. Onze burgerij doet haar best om ervoor te zorgen dat Cuba tijdens de neokoloniale Republiek cultureel geabsorbeerd wordt door haar meesters.
Cuba is in de eerste helft van de 20e eeuw een efficiënt cultureel laboratorium ten dienste van het imperium. Doel is de verheerlijking van de uitverkoren natie en haar wereldleiderschap zoveel mogelijk te vermenigvuldigen.
Cubaanse acteurs en actrices spreken de populairste Amerikaanse televisieseries in, die later het continent zouden overspoelen in het Spaans. Cuba heeft sinds 1950 televisie op commerciële schaal. Daardoor zijn wij op dat gebied een van de meest ‘geavanceerde’ landen in Latijns-Amerika. Het lijkt een sprong naar de zogenaamde ‘vooruitgang’, maar het blijkt een vergiftigde primeur.
Cuba is in de eerste helft van de 20e eeuw een efficiënt cultureel laboratorium ten dienste van het imperiumDe Cubaanse zeer commerciële televisieprogrammering is sterk beïnvloed door de pseudocultuur uit de VS: soap opera’s, honkbalwedstrijden van de Major League en de National League, competitie- en participatieprogramma’s afgekeken van Amerikaanse reality shows – en natuurlijk reclame op alle uren.
Maar het meest opvallende voorbeeld van het gebruik van Cuba als satelliet van de Amerikaanse cultuurindustrie is het iconische Spaanstalige Reader’s Digest magazine Selecciones, dat in 1940 in Havana begint te verschijnen, uitgegeven door een bedrijf met dezelfde naam.
Dit symbool van de idealisering van het Yankee-model, de demonisering van de USSR en elk idee van emancipatie wordt vertaald en gedrukt op het eiland en van hieruit gedistribueerd naar Latijns-Amerika en Spanje zelf.
Het beeld van het eiland dat internationaal bekend is, is gereduceerd tot het tropische ‘paradijs’ dat door de Yankee-maffia en haar Cubaanse handlangers was gecreëerd. Drugs, gokken, prostitutie, alles ten dienste van het VIP-toerisme uit het Noorden. Vergeet niet dat het project Las Vegas ontworpen was voor ons land. Maar dat mislukt door de revolutie.
Fanon legt de trieste rol uit van de ‘nationale burgerij’ – al is ze formeel onafhankelijk van het kolonialisme – tegenover de elites van de voormalige metropolen, ‘die zich presenteren als toeristen die verliefd zijn op exotisme, jacht en casino’s’. Hij voegt eraan toe:‘Als je een bewijs wil van de transformatie van elementen van de voormalige koloniale burgerij in organisatoren van feestjes voor de westerse burgerij, moet je maar denken aan wat er in Latijns-Amerika gebeurd is. De casino’s van Havana, van Mexico, de stranden van Rio, de jonge Braziliaanse of Mexicaanse meisjes, de dertienjarige halfbloedmeisjes, Acapulco, Copacabana, zijn de schandvlekken van deze houding van de nationale burgerij’.[v]Cintio Vintier. Foto: Katrien DemuynckCintio Vitier[vi] waarschuwde in 1957 dat ‘wij het slachtoffer zijn van de meest subtiele corrumperende invloed die het westelijk halfrond ooit heeft ondergaan’: de Yankee manier van leven. En hij voegt eraan toe: ‘het kenmerk van de naïef overkomende American way of life is dat die de waarden van alles wat het aanraakt vanaf de wortel ontwricht’.[vii]“Het kenmerk van de naïef overkomende American way of life is dat die de waarden van alles wat het aanraakt vanaf de wortel ontwricht”Maar er zijn drie factoren die dit proces van ‘ontwrichting’ vertragen. Er is het werk van intellectuele minderheden die, zoals Cintio zelf, de herinnering en de waarden van de natie tegen alles in verdedigen. Er is het overbrengen van Martí’s en patriottische principes door Cubaanse leraren op openbare scholen. En er is het verzet van onze krachtige volkscultuur, mestizo, eigengereid, oncontroleerbaar, gevoed door het rijke spirituele erfgoed van Afrikaanse oorsprong.
Fidel somt in De geschiedenis zal me vrijspreken, zijn zelfverdediging waarin hij de wanhopige economische en sociale situatie van het land beschrijft, de zes belangrijkste problemen van Cuba op. Daaronder zit ‘het probleem van het onderwijs’. En hij noemt ‘de integrale hervorming van het onderwijs’ een van de meest urgente missies die de toekomstige bevrijde Republiek zou moeten ondernemen. De strijd van het Cubaanse volk voor het onderwijs is een zaak van grote urgentie.(2)De op het proces over de aanval op de Moncada-kazerne (door de rebellen o.l.v. Fidel Castro, nvdr) aangekondigde onderwijs- en culturele revolutie begint vanaf de overwinning van 1 januari 1959. Op de 29e van diezelfde maand vertrekt, op uitnodiging van Fidel, een eerste detachement van driehonderd onderwijzers, meer dan honderd artsen en andere professionals naar de Sierra Maestra.
Ze brengen onderwijs en gezondheidszorg naar de bevolking van de meest afgelegen gebieden van het land. Rond dezelfde tijd lanceren Camilo Cienfuegos en Che Guevara een campagne om het analfabetisme onder de troepen van het rebellenleger uit te roeien, gezien meer dan 80% van de strijders analfabeet was.
Op 14 september wordt de voormalige kazerne Columbia omgebouwd tot een groot scholencomplexOp 14 september wordt de voormalige kazerne Columbia overgedragen aan het Ministerie van Onderwijs om ze om te bouwen tot een groot scholencomplex. Vier dagen later, op de 18e, werd wet nr. 561 aangenomen, waarmee tienduizend klaslokalen worden gecreëerd en vierduizend nieuwe leraren worden aangesteld.
Alfabetiseringscampagne in Cuba (1961). Foto: Ministerie van Buitenlandse Zaken CubaMet de installatie van ‘Ciudad Escolar Libertad’ (Schoolstad Vrijheid) op een voormalige plaats van repressie als Columbia, begint de belofte van de revolutie om kazernes om te vormen tot scholen in vervulling te gaan: negenenzestig militaire forten werden onderwijscentra.
In 1959 zelf worden belangrijke culturele instellingen opgericht: het ICAIC (filminstituut) op 24 maart, de Nationale Drukkerij op 31 maart en de Casa de las Américas (Huis van de Amerika’s) op 28 april. Ook het Nationaal Theater van Cuba word opgericht met een avant-gardistisch concept, met een afdeling Folklore en een voor het land ongekende progressieve en antiracistische visie.
Al deze nieuwe revolutionaire instituten zijn gericht op een gedekoloniseerd en dekoloniserend begrip van de Cubaanse en universele cultuur.
De oprichting van Casa de las Américas door Fidel en Haydée Santamaría had te maken met twee primaire doelstellingen. De eerste en meest directe is ons voor te bereiden op het onderhouden van banden met de intelligentsia van het continent wanneer regeringen onder druk van de Verenigde Staten met Cuba zouden breken, iets wat te voorzien is.
De tweede strategische lange termijn doelstelling is het bevorderen van een anti-imperialistische, gedekoloniseerde, emancipatorische visie in Cuba en in heel Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, dat wil zeggen het vormen van een antikoloniaal cultureel front op het continent.
Alles wat vanuit de Casa de las Américas wordt gedaan, heeft een dekoloniserende oriëntatieAlles wat vanuit de Casa de las Américas wordt gedaan, heeft een dekoloniserende oriëntatie. Het uitreiken van prijzen, het bestuderen en bekendmaken van de meest relevante auteurs uit de regio. Het vormen van een publiek dat in staat is hun werk te begrijpen en ervan te genieten.
Het bevorderen van literaire en artistieke voorbeelden die verbonden zijn met de meest authentieke expressies van de regio, vergeten door de markt, maar dus ook vrij van zijn censuur en de concessies die hij eist. De kunstmatige grenzen tussen populaire cultuur en zogenaamde ‘hoogstaande cultuur’ weg nemen.
Groeien tot in Brazilië, tot het hele Caribische gebied, tot de oorspronkelijke culturen, tot de Afro-Amerikaanse sfeer, tot de Latino bevolking van de Verenigde Staten, het ‘Ons Amerika’ dat leeft in de schoot van het imperium. De grote Braziliaanse antropoloog Darcy Ribeiro zei dat Brazilië dankzij de Casa de las Américas zichzelf als Latijns-Amerikaans heeft leren zien en voelen.
Er worden niet alleen nieuwe instellingen opgericht. Bestaande instellingen worden gerenoveerd om ze in dienst te stellen van de emanciperende en dekoloniserende missie. In maart 1959 wijst Fidel erop dat de aandacht moet gaan naar ‘de opleiding van leraren en professoren, omdat zij de voorhoede zijn tegen onwetendheid en tegen het verleden’.
Als Che Guevara op 28 december 1959 aan de Universiteit van Las Villas de graad van Doctor Honoris Causa in de Pedagogie ontvangt, vraagt hij de Cubaanse universiteiten om zwart, mulat, arbeider- en volks te kleuren zowel in hun studenten als in hun professoren. En om hun deuren te openen voor het volk.
Hij vraagt hen niet om dit op een automatische, populistische manier te doen. Hij waarschuwt veeleer dat de revolutie verplicht was de voorwaarden te scheppen om de volksklassen, die altijd buiten de universitaire gebouwen waren gehouden, in staat te stellen naar behoren te studeren en de nodige voorbereiding te krijgen om toegang te krijgen tot het hoger onderwijs.
Zo begint een ander diepgeworteld koloniaal stereotype aan diggelen te vallen: dat van de witte jongeman uit een gegoede familie met een universitair diploma onder de arm.
De revolutie is verplicht de voorwaarden te scheppen om de volksklassen in staat te stellen naar behoren te studerenChe zelf legt uit hoe complex het proces is om een in de kapitalistische logica opgevoed individu te integreren in een collectief project met een socialistisch karakter. Om daarin te slagen, benadrukt hij, ‘moet de maatschappij als geheel een immense school worden’.
Hij heeft het over iets dat veel verder gaat dan alleen een hervorming van het onderwijssysteem. Het omvat alle mechanismen van participatie – de belangrijkste weg voor de omvorming van het bewustzijn – die in het revolutionaire Cuba worden uitgebouwd.
Cuba moet op veel grotere schaal dan ooit leraren opleiden. Het heeft leraren nodig die de diepgang van de vereiste culturele veranderingen goed begrijpen. In 1962 worden de traditionele pedagogische scholen opgeheven en komen er heel nieuwe voor in de plaats.
Die leggen een bijzondere nadruk op directe beleving. Dat zou de lerarenstudenten voeden via het contact met de mensen en hun manier van leven op het platteland en vooral in de bergen. Het plan ‘Minas-Topes-Tarará’ wordt ontworpen op basis van het verblijf van de studenten in Minas del Frío en in Topes de Collantes, alvorens de cyclus in Tarará af te sluiten.
Hierin zit al de kiem van het concept om studie en landbouwwerk te combineren: een regeling die zal worden uitgebreid tot de Escuelas de Secundaria Básica en el Campo (ESBEC), de lager middelbare scholen op het platteland. Tegelijk vinden we er de geest van die gedenkwaardige tekst van Martí in terug met als titel Los maestros ambulantes, de rondtrekkende leraren.(3)Hoewel er in 1959 al belangrijke stappen worden gezet, was 1961 het jaar waarin de onderwijs- en culturele revolutie die het land nodig heeft, begint. Dit gebeurt te midden van de totale oorlog die de VS tegen Cuba ontketent.1961 is het jaar waarin Eisenhower de diplomatieke betrekkingen met Cuba verbreekt. Het is ook het jaar waarin Fidel het socialistische karakter van de revolutie afkondigt. Het is het jaar van de invasie in de Varkensbaai, georganiseerd door Eisenhower en uitgevoerd door Kennedy.
Het is het jaar van de totale strijd tegen de door de CIA gefinancierde gewapende bendes. Het is het jaar waarin de regering van de VS haar offensief intensiveert om Cuba economisch te verstikken en te isoleren van Ons Amerika en de hele westerse wereld.
Terugkijkend op zoveel druk, uitdagingen en geweld, is het des te opmerkelijker dat de revolutionaire leiding van 1961 een sleuteljaar maakt voor onderwijs en cultuurTerugkijkend op zoveel druk, uitdagingen en geweld, is het des te opmerkelijker dat de revolutionaire leiding van 1961 een sleuteljaar maakt voor onderwijs en cultuur. De alfabetiseringscampagne wordt met succes uitgevoerd, tegen alle verwachtingen in.
Fidel komt drie lange dagen bijeen met vertegenwoordigers van de intellectuele en artistieke avant-garde in de Nationale Bibliotheek en houdt er zijn toespraak over de fundamentele principes van het cultuurbeleid van ons land. Het eerste Congres van Schrijvers en Kunstenaars wordt gehouden. De Unie van Cubaanse Schrijvers en Kunstenaars (UNEAC), de Nationale School voor Kunstleraren en het Nationaal Instituut voor Etnologie en Folklore zien het levenslicht.
Woorden aan de intellectuelen[viii] zoals de toespraak van Fidel in de Nationale Bibliotheek op 30 juni 1961 later wordt genoemd, laat ons een totaal nieuw cultureel beleid na. Het is vrij van alle sektarisme, het is verenigend, unitair en anti-dogmatisch. Het liquideert niet alleen de pretenties voor het opleggen van het beruchte ‘socialistisch realisme’[ix] in Cuba, maar gaat nog veel verder.
Fidel op de bijeenkomst met intellectuelen op 30 juni 1961. Foto: Escambray.cuZijn zeer brede oproep tot actieve deelname aan de culturele heroprichting van het land is gericht tot alle revolutionaire intellectuelen en kunstenaars. Maar evengoed tot hen die gewoon eerlijk zijn en achter het rechtvaardigheidsgevoel van de Revolutie staan. Het ‘binnen de Revolutie’ omvat alle generaties, alle esthetische stromingen, alle groepen.
In die toespraak legt Fidel er de nadruk op dat de Revolutie de voorwaarden wou ontwikkelen die de bevolking in staat zou stellen te voldoen aan al haar materiële behoeften, maar ook aan haar culturele en spirituele behoeften. Hij loopt daarmee vooruit op een fundamenteel concept: het idee dat we cultuur moeten zien als een basiscomponent van de levenskwaliteit van de hele bevolking, een kwestie die dertig jaar later vaak centraal staat in zijn debatten in de UNEAC.
Een fundamenteel concept: het idee dat we cultuur moeten zien als een basiscomponent van de levenskwaliteit van de hele bevolking(4)Bijna vier decennia later, in 1999, doet Fidel in Venezuela een uitspraak waarop we altijd zullen moeten terugkomen: ‘Een revolutie kan alleen het kind zijn van cultuur en ideeën’.
Ook al brengt zij radicale veranderingen, ook al geeft zij land aan de boeren en schaft zij het grootgrondbezit af, ook al bouwt zij woningen voor hen die in ongezonde wijken overleven, ook al stelt zij de volksgezondheid in dienst van allen, ook al nationaliseert zij de rijkdommen van het land en verdedigt zij zijn soevereiniteit, een revolutie zal nooit volledig en duurzaam zijn als zij geen beslissende rol toekent aan onderwijs en cultuur.
Het is noodzakelijk de materiële levensomstandigheden van de mens te veranderen en tegelijkertijd de mens zelf, zijn bewustzijn, zijn paradigma’s en zijn waarden te veranderen.
Voor Fidel is cultuur nooit iets sierlijks of een propagandamiddel – een veelgemaakte fout in de geschiedenis van linkse leiders. Fidel ziet het als een transformerende energie van uitzonderlijke omvang, nauw verbonden met gedrag, met ethiek.
Maar bovenal ziet hij het, net als José Martí, als de enige manier om de volledige emancipatie van de mens te bereiken. Dat is de emancipatie die hem de mogelijkheid biedt zijn vrijheid, zijn geheugen, zijn oorsprong te verdedigen en de culturele kolonisatie en het web van manipulaties die hem dag na dag de weg versperren, te bestrijden.
De opgeleide en vrije burger die centraal staat in de utopie van Martí en Fidel Castro moet bereid zijn de nationale en internationale omgeving volledig te begrijpen en de valstrikken van de culturele overheersingsmachine te ontcijferen en te omzeilen.
Het is noodzakelijk de materiële levensomstandigheden van de mens te veranderen en tegelijkertijd de mens zelf, zijn bewustzijn, zijn paradigma’s en zijn waarden te veranderenIn 1998 richt Fidel zich tijdens het 6e UNEAC-congres op het thema ‘globalisering en cultuur’. De zogenaamde ‘neoliberale globalisering’, zegt hij, is ‘de grootste bedreiging voor de cultuur, niet alleen voor de onze, maar voor die van de wereld’. We moeten onze tradities, ons erfgoed, onze creatie verdedigen tegenover ‘het machtigste overheersingsinstrument van het imperialisme’. Hij concludeert:‘Alles staat hier op het spel: nationale identiteit, vaderland, sociale rechtvaardigheid, revolutie, alles staat op het spel. Dat zijn de gevechten die we nu moeten leveren.’[x]Dit zijn natuurlijk ‘gevechten’ tegen culturele kolonisatie, tegen wat Frei Betto ‘globokolonisatie’ noemt, tegen een golf die onze identiteit en de Revolutie zelf kan liquideren.
Fidel is ervan overtuigd dat er in het onderwijs, in de cultuur, in de ideologie, vorderingen en tegenslagen zijn. Geen enkele prestatie kan als definitief worden beschouwd. Daarom komt hij op dit onderwerp terug in zijn schokkende toespraak van 17 november 2005 aan de Universiteit van Havana.
De mediamachine en de onophoudelijke commerciële propaganda, waarschuwt Fidel, brengen ‘geconditioneerde reflexen’ voort. ‘Leugens’, zegt hij, ‘tasten kennis aan’; maar ‘geconditioneerde reflexen tasten het denkvermogen aan’.
Als het imperium zegt dat Cuba slecht is, ‘herhalen alle uitgebuitenen van deze wereld, alle analfabeten en al diegenen die geen medische zorg, geen onderwijs, geen gegarandeerde werkgelegenheid, geen enkele garantie krijgen dat ‘de Cubaanse Revolutie slecht is’. Vandaar dat de gevaarlijke som van onwetendheid en manipulatie een dramatisch figuur voortbrengt: de arme die rechts steunt – die ongelukkige die zijn mening geeft en stemt en zijn uitbuiters steunt.[xi]“Leugens tasten kennis aan maar geconditioneerde reflexen tasten het denkvermogen aan”‘Zonder cultuur’, herhaalt Fidel, ‘is er geen vrijheid mogelijk’. Volgens hem zijn Revolutionairen verplicht te studeren, zich te informeren, hun kritisch denken dag na dag te voeden. Deze culturele vorming, samen met de essentiële ethische waarden, stellen ons in staat ons definitief te bevrijden in een wereld waarin de knechting van geest en bewustzijn overheerst.
Zijn oproep om ‘onszelf te emanciperen door onszelf en door onze eigen inspanningen’ komt neer op ‘onszelf dekoloniseren door onszelf en door onze eigen inspanningen’. En cultuur is natuurlijk het belangrijkste instrument van dit dekoloniserende proces van zelfleren, van zelfemancipatie.(5)De prioriteit die ons cultuurbeleid geeft aan de dekolonisatie komt tot uiting in het ontstaan van nieuwe entiteiten die zich in dit streven hebben verenigd.
Zonder cultuur is geen vrijheid mogelijk. Foto: Sembrar ideas, sembrar concienciaIn 1982 worden op initiatief van Armando Hart, toen minister van Cultuur, het Casa del Caribe en de Alejo Carpentier Stichting opgericht. De eerste, gevestigd in Santiago de Cuba, voert al vier decennia onderzoek naar de Cubaanse en Caribische volkscultuur, de rijkdom van de verschillende magisch-religieuze systemen van de regio en hun invloed op ons land, muziek, dans, poëzie, gedachten en alle uitingen van Caribische creativiteit.
Dat onderzoek strekt zich uit van de academische sfeer tot de open en vruchtbare ruimte van volksfeesten. De tweede, de Alejo Carpentier Stichting, werd geleid door Lilia Esteban, de weduwe van de grote schrijver, en houdt zich sindsdien bezig met onderzoek naar en verspreiding van het diep dekoloniserende werk van de briljante verteller en essayist.
Tegelijkertijd worden instellingen en maatschappelijke organisaties opgericht om de erfenis van José Martí, de onbetwiste vader van het antikoloniale en emancipatoire gedachtegoed van Cuba, kracht bij te zetten.
Er is het Centro de Estudios Martianos, een instelling die gespecialiseerd is in onderzoek naar het leven en werk van de apostel van Cuba, opgericht in 1977. In 1989 komt daar het Movimiento Juvenil Martiano, de Martiaanse Jongerenbeweging, bij en in 1995 de Sociedad Cultural José Martí, de Culturele Vereniging José Martí. Tegelijkertijd is het aantal Martí-leerstoelen aan de universiteiten van het land toegenomen.
De Nicolás Guillén Stichting, opgericht in 1991, en de Fernando Ortiz Stichting, opgericht in 1995, bestuderen en verspreiden het antiracistische en dekoloniserende perspectief van deze twee kardinale figuren van de Cubaanse intellectuele avant-garde. In 2021 wordt het Fidel Castro Ruz Centrum opgericht.
Cuba beschikt bijgevolg over doeltreffende institutionele instrumenten om de ‘globalisering’ te bestrijden. Conceptueel hebben we een waardevol antikoloniaal erfgoed dat zijn hoogste uitdrukking vindt in Martí en Fidel en gevoed wordt door de bijdragen van Fernando Ortiz, Nicolás Guillén, Alejo Carpentier, José Lezama Lima en Roberto Fernández Retamar.
Maar we moeten erkennen dat we in Cuba vandaag de dag meer dan ooit in onze revolutionaire geschiedenis besmet zijn door de fetisjen van de ‘globalisering’.
We moeten erkennen dat we in Cuba vandaag de dag meer dan ooit besmet zijn door de fetisjen van de ‘globalisering’We moeten in twee fundamentele richtingen werken: doelbewust authentieke culturele opties bevorderen en een kritische visie op de producten van de heersende amusementsindustrie stimuleren.
Het is essentieel om de effectieve verbinding te versterken van instellingen en organisaties, communicatiedeskundigen, leraren, kunstdocenten, intellectuelen, kunstenaars en andere actoren die direct of indirect bijdragen aan de culturele opvoeding van ons volk. Revolutionaire culturele krachten moeten op een meer coherente manier werken. Het antikoloniale gevoel moet een instinct worden.
Met dit voor ogen werd op 5 juli 2022 de workshop ‘Kolonisatie en culturele dekolonisatie: een blik vanuit Cuba’ georganiseerd, met de steun van onder meer Casa de las Américas, het Fidel Castro Ruz Centrum, het Centrum voor Martí-studies, de Martí Jongerenbeweging, de Unie van Schrijvers en Kunstenaars van Cuba, de Unie van Cubaanse Journalisten en het tijdschrift Cuba Socialista.
Een speciale gast was de Indiase historicus en journalist Vijay Prashad, uitvoerend directeur van het Tricontinental Institute for Social Research en hoofdredacteur van LeftWord Books.
Het document ‘Ideeën zaaien, bewustzijn zaaien’: een programma tegen culturele kolonisatie, het resultaat van de analyse van vertegenwoordigers van de instellingen en organisaties die de workshop hadden georganiseerd, werd er gepresenteerd.
Workshop met Abel Prieto en Vijay Prashad, Havana juli 2022. Foto: Katrien DemuynckIk ga hieronder in op de belangrijkste aspecten van dit programma, waaruit blijkt hoe noodzakelijk het is dat het debat over deze kwestie in ons land wordt voortgezet:(6)Het programma benadrukt de noodzaak om een kritische visie te bevorderen tegenover het hegemonische discours dat meningen en emoties manipuleert en cultureel en historisch geheugenverlies veroorzaakt. Het doel is het collectieve geheugen uit te wissen door middel van culturele producties die alleen de koloniale belangen dienen en de onderwerping aan de ‘superioriteit’ van de machthebbers bevorderen.
Deze producten devalueren de authenticiteit en originaliteit van lokale, regionale en nationale culturen en ontdoen begrippen als vaderland, volk en natie van betekenis. In de ‘show-logica’ wordt de figuur van de ‘influencer’ versterkt, een schijnbaar niet-geïdeologiseerd subject met een aanzienlijke aantrekkingskracht op diverse bevolkingsgroepen, vooral onder jongeren.
Het doel is het collectieve geheugen uit te wissen d.m.v. culturele producties die alleen de koloniale belangen dienen en de onderwerping aan de ‘superioriteit’ van de machthebbers bevorderenAan deze dekolonisatie-inspanning moeten onderwijs- en culturele instellingen, radio en televisie, politieke en massaorganisaties, organisaties van scheppers en wetenschappers en alle vertegenwoordigers van de Cubaanse civiele samenleving actief en gecoördineerd deelnemen.
Paradoxaal genoeg zijn wij verplicht om naast de waarden van onze nationale cultuur het beste van het universele culturele erfgoed te verdedigen, met inbegrip van datgene wat de burgerij vanaf de Renaissance tot op heden heeft gesponsord.
De elites van vandaag, ziek van hebzucht en vulgair pragmatisme als ze zijn, verachten dit erfgoed met zijn humanistische waarden en zijn transcendente vraagstellingen. Ze hebben het van betekenis ontdaan. Het dient hen niet langer. Wij die geloven in een betere, humanere, rechtvaardigere en waardigere wereld weten dat dit erfgoed ons toebehoort.
Waarom wordt het eerste boek dat de Nationale Drukkerij van Cuba in 1959 uitgeeft, Cervantes’ Don Quichote? Waarom wordt het massaal verkocht in de kiosken, voor vijfentwintig cent per stuk voor elk van de vier delen? Het betekent de toe-eigening van een onsterfelijke klassieker uit de literatuur door een volk dat een revolutie doormaakt in alle sferen, inclusief de culturele.
Het betekent een radicale democratisering van Don Quichote. In plaats van het eigendom te zijn van intellectuele minderheden, komt het in handen van de meerderheid.
Het hegemoniale model stelt een individualistisch, competitief en hedonistisch paradigma voorHet hegemoniale model stelt een individualistisch, competitief en hedonistisch paradigma voor, waarvan het concept van geluk niet wordt geassocieerd met het ‘el buen vivir’, ‘het goede leven’, noch met Marti’s streven om ‘volledige rechtvaardigheid’ te veroveren. Het doel is de subjectiviteiten te kapen, vooral die van de jongsten.
Velen van hen die deze intoxicatie ondergaan, geven uiteindelijk voorrang aan oppervlakkige en lege, maar zeer verleidelijke levensstijlen die de bevrediging van spirituele behoeften koppelen aan het materiële. In een dergelijke context vereist het verdedigen van concepten als duurzaamheid en welvaart een paradigmaverschuiving.
De dominante modellen van vervulling zijn verre van emanciperend en werken moreel relativisme, pragmatisme, narcisme, concurrentievermogen en een cultuur van haat, polarisatie en sociale uitsluiting in de hand. Deze anti-waarden, die de relationele troeven van solidariteit, medeverantwoordelijkheid en teamwerk uithollen, verzwakken de familiebanden en vriendschappen en tasten hun essentie aan.
In een dergelijke context vereist het verdedigen van concepten als duurzaamheid en welvaart een paradigmaverschuivingZij veroorzaken sociale normloosheid en versterken het consumptiemodel en de logica van de markt, waar contractuele relaties gebaseerd op economische belangen voorrang krijgen. Daardoor worden menselijke relaties besmet en liefde en solidariteit verdrongen.
In de culturele acties die wij ontwikkelen is het een prioriteit ons Cubaanse paradigma van een volwaardig leven voorop te stellen. Een manier van zijn gebaseerd op waardigheid. Een manier van omgaan met anderen gebaseerd op solidariteit, rechtvaardigheid en sociale gelijkheid. Een manier om zich te ontplooien als resultaat van participatie, samenhorigheid en het in handen hebben van je eigen leven.
De nadruk moet komen op het gebruik van begrippen als ‘leven met rijke sociale en culturele ervaringen’, ‘sociaal welzijn’, ‘relationeel kapitaal’, ‘persoonlijke waardigheid en sociale fierheid’, ‘collectieve opbouw van welzijn’ en ‘solidaire uitwisseling’.
Gezien de alomtegenwoordigheid van digitale sociale netwerken moeten echt sociale, ondersteunende en behulpzame familie- en gemeenschapsnetwerken bevorderd worden. Tegelijkertijd moeten we elke verleiding vermijden om kunst louter als propaganda te gebruiken. Kunst is een manier om de werkelijkheid te onderzoeken, geen opvoedkunde.
Geconfronteerd met de door de hegemoniale culturele industrie opgelegde fetisjen, staat het Cubaanse institutionele systeem voor de uitdaging om de voorkeur van het publiek op het eiland te winnen voor de meest waardevolle van onze creaties en van ons universele erfgoed.
De strijd tegen de kolonisatie moet ook in de wijken gevoerd wordenDe strijd tegen de kolonisatie moet ook in de wijken gevoerd worden. Alle symbolen en boodschappen die circuleren op de sociale media, in een wereld vergiftigd door junkcultuur, vinden we in de wijken. Het is daar, in de wijk, dat onze kinderen, adolescenten en jongeren een ‘opvoeding’ krijgen die parallel loopt, maar vaak in tegenspraak met die van de school.
We moeten specifieke acties ondernemen om de geestelijke en culturele structuur van de gemeenschappen te herstellen, rekening houdend met de eigenheid van elk van hen.
Een Cultureel Centrum in een wijk in Havana. Foto: Katrien DemuynckDe school is, zoals Armando Hart zei, de belangrijkste culturele instelling van de gemeenschap.[xii] In de strijd tegen koloniale patronen op het gebied van cultuur speelt zij een beslissende rol. We moeten de banden van de school met de lokale culturele instellingen en met de organisaties die deze processen kunnen beïnvloeden, versterken.
De beste ervaringen die zijn opgedaan in kwetsbare gemeenschappen zijn gebaseerd op een integrale aanpak waaraan alle actoren deelnemen die de vereiste ommekeer kunnen bevorderen.
De inspanningen om gemeenschappen door middel van cultuur te veranderen moeten absoluut inclusief zijn. Er is maar één manier om nieuwe waarden te creëren: participatieDe inspanningen om gemeenschappen door middel van cultuur te veranderen moeten absoluut inclusief zijn. Er is maar één manier om nieuwe waarden te creëren: participatie.
De inspanningen van scholen en culturele centra moeten gericht zijn op het bereiken van de gezinnen. Ze moeten zich richten op het genereren van impact die verder gaat dan kinderen, adolescenten en jongeren. Via de gezinnen kan de hele samenleving deelnemen en baat hebben bij het werk van deze instellingen.
Wij zijn verplicht een ruimere visie op het onderwijs te ontwikkelen dan die van de school, zonder afbreuk te doen aan haar centrale rol als onderwijsinstelling. Wij moeten komen tot een werkelijk protagonisme van de gemeenschap in de culturele processen die haar eigen zijn.
Scholen, culturele instellingen in de wijken, gezinnen, de actoren in de gemeenschap die het opvoedingsproces beïnvloeden, moeten goed voorbereid worden. Zo kunnen adolescenten en jongeren zich zonder simplificaties bewust worden van de culturele oorlog die dagelijks wordt uitgevochten tussen imperialisme en soevereiniteit, tussen consumentisme en solidariteit, tussen kapitalisme en socialisme, tussen kolonialisme en emancipatie.
Alle educatieve en culturele instrumenten die op een of andere manier de opvattingen over ‘de zin van het leven’ beïnvloeden, moeten coherent optreden om bij te dragen tot de paradigmaverschuiving. Zij moeten de inzet van ons revolutionair project om te werken aan het geluk van de mens in het licht stellen.
Om met jongeren te communiceren moeten we de taal en de codes van jongeren gebruiken. Wij moeten hun interesses kennen en projecten ontwikkelen die voor hen aantrekkelijk zijnOm met jongeren te communiceren moeten we de taal en de codes van jongeren gebruiken. Wij moeten hun interesses kennen en projecten ontwikkelen die voor hen aantrekkelijk zijn.
Het programma ter bestrijding van culturele kolonisatie moet rekening houden met de concepten en acties van het Nationaal Programma voor de Verbetering van de Positie van de Vrouw,[xiii] het Nationaal Programma tegen Racisme en Rassendiscriminatie[xiv] en de Integrale Strategie voor de Preventie van en de Reactie op Gendergeweld en Geweld binnen het Gezin.
Dit programma moet ook bijdragen tot de consolidatie van een milieucultuur die in overeenstemming is met de voorstellen van Tarea Vida, de Levenstaak,[xv] en bijdragen tot de bestrijding van macho- en patriarchale ressentimenten, van homofobie en van alle asociaal gedrag dat vreemd is aan onze waarden.
Wij moeten de denkoefening stimuleren midden een algemeen klimaat van oppervlakkigheid en ernstige intellectuele luiheid, die alles afwijst wat complex lijkt. Er zijn massa’s cultureel gekoloniseerde mensen die zich hier helemaal niet van bewust zijn.
Het is van vitaal belang om ruimtes te organiseren voor debat over deze kwesties. Via workshops in educatieve en culturele centra en in gemeenschappen kunnen we de vorming verbreden van een publiek dat in staat is de bijproducten van de heersende amusementsindustrie met een kritische afstand te evalueren en de manipulatieve mechanismen ervan te ontmantelen.
Deze workshops zouden moeten worden uitgebreid tot het domein van de sociale media, waar zoals topjournaliste Rosa Miriam Elizalde het stelt, op grote schaal ‘kolonialisme 2.0’ wordt opgelegd.[xvi] We mogen niet onderschatten dat het ‘kolonialisme 2.0’ van de amusementsindustrie niet alleen een sociaal, maar ook een cultureel fenomeen is.
We mogen ook niet onderschatten dat onze kinderen, adolescenten en jongeren op de sociale media communiceren met wat zij denken dat ‘de wereld’ is. Ze sluiten zich aan bij echte of virtuele ‘vrienden’. Ze construeren en promoten hun persoonlijke identiteit. Ze genieten van voetbalwedstrijden, concerten, artistieke voorstellingen en shows van allerlei aard.
Ze voldoen aan veel van hun behoeften aan sociale interactie, of dat menen ze toch. Ze zijn geïnformeerd of verkeerd geïnformeerd. Ze absorberen allerlei ideeën en beleven zeer intense en uiteenlopende emotionele ervaringen. Ze volgen hun idolen in de sport en de showbusiness, enzovoort.
Voor jongeren zijn sociale media niet alleen een platform of een communicatiekanaal. Ze zijn een uitbreiding van hun echte leven naar de virtuele wereld. Dit alles in de marge van de school en culturele instellingen.
Onze kinderen, adolescenten en jongeren nemen deel aan ‘virtuele gemeenschappen’ via WhatsApp, Facebook of Telegram groepen. Daarom kan het samenleven in de gemeenschap niet langer alleen in de fysieke ruimte worden geëvalueerd. Er moet ook worden geanalyseerd hoe dit tot uiting komt in de virtuele ruimte. De school, zoals elk ander socialisatiecentrum, bevordert de vorming van ‘virtuele gemeenschappen’.
Het is essentieel om ons concept van moderniteit, een ‘andere’, gedekoloniseerde moderniteit, te verdedigen tegen het roofzuchtige kapitalistische model.
Het is essentieel om ons concept van moderniteit, een ‘andere’, gedekoloniseerde moderniteit, te verdedigen tegen het roofzuchtige kapitalistische modelHet programma vereist een rigoureuze benadering van de beschouwingen die vandaag over deze kwesties worden gemaakt.
Improvisaties, oppervlakkige benaderingen en alle gekopieerde en gekoloniseerde uitdrukkingen, moeten we vermijden in onze discussies. We moeten alle paternalisme, autoritaire en verticale opvattingen uit ons optreden bannen. Elke onbewuste reproductie van kenmerken van de cultuur van overheersing en discriminerende praktijken moet uitgeroeid worden.(7)Tot zover deze aantekeningen waarmee ik een van de prioriteiten van ons cultuurbeleid sinds meer dan zes decennia wil voorstellen. Zoals u ziet is het een probleem dat niet opgelost is. Er zijn, zoals ik al zei en Fidel ook waarschuwde, ‘vorderingen en tegenslagen’ geweest. Maar we mogen niet opgeven. Het is te belangrijk. Het heeft te maken met niets minder dan de volledige vrijheid van ons volk.
Dank u. Abel Prieto Jiménez (°1950) is politicus, schrijver, uitgever en professor. Hij studeerde Spaanse literatuur aan de Universiteit van Havana en werkte later als literatuurprofessor. Hij was directeur van de uitgeverij Letras Cubanas. Als voorzitter van de UNEAC, Unie van Schrijvers en Kunstenaars van Cuba, werd hij Minister van Cultuur van de Republiek Cuba van 1997 tot 2012 en opnieuw van 2016 tot 2018. Hij is Adviseur van de president van de staats- en ministerraden. Hij is lid van het Nationaal Parlement. Vandaag is hij voorzitter van Casa de las Américas. Deze tekst verscheen origineel op Sembrar ideas, sembrar conciencia. De vertaling is van Katrien Demuynck. Notes:[i] Aníbal Quijano (1928-2018) was een Peruaanse socioloog en humanistische denker, bekend om het ontwikkelen van de concepten ‘kolonialiteit van macht’ en “kolonialiteit van kennis’. Zijn oeuvre is invloedrijk geweest op het gebied van dekoloniale studies en kritische theorie. (nvdr)[ii] Ons Amerika is de titel van een politiek filosofische essay van Cubaans ‘apostel’, denker en vrijheidsstrijder José Martí. Het verscheen voor het eerst in 1891. De meeste Latijns-Amerikaanse landen zijn bevrijd van de kolonisator maar dreigen in de invloedsfeer te vallen van de nieuw opkomende macht in het noorden, de Verenigde Staten. De term ‘Ons Amerika’ slaat op een vrij Latijns Amerika in handen van de Latijns-Amerikanen. (nvdr)[iii] La colonialidad del poder, Havana, Fondo Editorial de la Casa de las Américas, 2017, p 425.[iv] Ibidem, p 427.[v] Los condenados de la tierra, Havana, Fondo Editorial de la Casa de las Américas, 2017.[vi] Cintio Vitier (1921 – 2009) was een prominent Cubaans dichter, verteller, essayist en criticus. Vanaf de jaren zestig nam zijn werk een wending naar politiek en sociaal engagement. (nvdr)[vii] Lo cubano en la poesía, Havana, Editorial Letras Cubanas, 2002.[viii] Spaans origineel, Engelse vertaling.[ix] Het socialistisch realisme was de officiële en ook in de praktijk toonaangevende kunst- en literatuurstroming in de Sovjet-Unie. De stroming kreeg na de Tweede Wereldoorlog grote invloed in de DDR en de andere staten van het Oostblok. (nvdr)[x] Lo primero que hay que salvar: intervenciones de Fidel en la UNEAC, compiladores Luis Morlote y Elier Ramírez, La Habana, Ediciones Unión, 2021.[xi] Ibidem.[xii] Educación, ciencia y conciencia, Havana, Editorial Pueblo y Educación, 2008.[xiii] Decreto Presidencial 198: Programa Nacional para el adelanto de las mujeres.[xiv] Programa Nacional contra el racismo y la discriminación racial.[xv] Tarea Vida. Zie ook Julie Steendam & Isabelle Vanbrabant, 100 jaar om de zee te stoppen, Berchem 2023 (nvdr).[xvi] Colonialismo 2.0 en América Latina y el Caribe: ¿qué hacer?.