Het nieuws klopt me van mijn stoel: Marta Rojas is op 3 oktober 2021 overleden. Marta die er altijd was, Marta met haar optimisme, haar huis waar we steeds welkom zijn, haar eindeloze fantasie, haar ongelofelijke verhalen, haar durf en strijdvaardigheid, haar kritische geest, haar politiek doorzicht, haar vertrouwen in de revolutie. Ze is er niet meer. Ze was 93 jaar, en toch kan ik het niet geloven.
Reporter van het proces tegen Fidel CastroWe leerden haar kennen in februari 2007. We hadden het plan opgevat om een aantal grote en kleine namen van de Cubaanse revolutie te interviewen over Fidel*. Dan moet je zeker Marta Rojas hebben, hadden ze ons gezegd. Marta is dan journaliste bij het dagblad Granma.
Ze rolde de geschiedenis in toen ze op 26 juli 1953 getuige was van de aanpak van de dictatuur na de aanval op de Moncada kazerne door Fidel en zijn revolutionairen. Ze werkte toen pas bij het tijdschrift Bohemia en ze zou samen met een collega fotograaf een reportage maken over het karnaval in Santiago. Tot ze de schoten horen rond de Moncada kazerne. Nee, dit is geen vuurwerk, besluiten ze en ze gaan er heen. De dode rebellen liggen in het rond. Met duidelijke tekenen van foltering. Marta verstopt de fotorolletjes in haar kleren en zo blijven ze bewaard.
Ze was toen niet politiek geëngageerd, maar de gebeurtenissen openen haar ogen. Ze zal als één van de weinige journalisten aan een toestemming geraken om het proces van Fidel achter gesloten deuren bij te wonen. ‘Heb je goed genoteerd?’ vraagt hij haar in het passeren, na zijn zelfverdediging, bekend als ‘De geschiedenis zal me vrijspreken’. Ze kwam in contact met mensen van de clandestiene beweging en ging zich inzetten voor de zaak van de revolutie.
We voelen ons direct welkom in het appartement van Marta. Hoog in een van de ‘edificios de Pastorita’. Dat zijn de stevige en gerieflijke appartementen die gebouwd zijn kort na de revolutie om de enorme woningnood aan te pakken, onder leiding van Pastorita Nuñez. Het appartement van Marta hangt vol foto’s en schilderijen én er staan indrukwekkend veel boeken.
Ze blijkt er niet alleen te wonen. Er is ook een dartel Mexicaantje: Tequilita. Dat is haar chihuahua die zonder aflaten op de schoot springt van al wie in de ruimte aanwezig is en geweldig haar best doet om het interview constant te onderbreken. Marta pakt de Granma van die dag, rolt hem op, deelt er wat tikken mee uit en geeft hem door. ‘Geef ze maar een tik met de krant als ze zich niet gedraagt’.
Intussen doet ze het verhaal van de Moncada en de foto’s van de doden, het proces van Fidel, de clandestiene beweging, de internationale reizen waarop ze mee was als reporter, o.a. naar het Chili van Allende. De maanden dat ze in het bevrijd gebied van Zuid Vietnam correspondent was. Over hoe Fidel telkens een nederlaag omvormt tot een overwinning. De tijd vliegt en Marta geraakt niet uitgepraat.
In Europa leven de mensen in BurchtenIn 2008 nodigen we haar uit naar België om deel te nemen aan het Cuba-solidariteitsfeest Che Presente. Ze logeert bij ons, een gewoon huis in de rij in Deurne. We blijven babbelen, die eerste avond. ‘Ik heb me altijd voorgesteld dat de mensen in Europa in burchten leven’ zegt ze, ‘vannacht slaap ik in een kasteel’ Haar ogen fonkelen, ze zet de verbeelding in gang, we zitten meteen in vroegere tijden. Tuurke, onze viervoeter kan het bijzonder goed met haar vinden. ‘El novio de Tequilita’ zegt ze, het lief van Tequilita. (Helaas zal het water te diep blijven en die geliefden zullen mekaar nooit ontmoeten)Ze bezoekt Antwerpen, hoort van de Lange Wapper, loopt door het Plantijn Moretus museum. Proeft van Belgisch bier en hoort dat een trappist drinken even voedzaam is als een boterham eten. Het zal allemaal terugkomen in haar eerstvolgende historische roman ‘Las campanas de Juana la Loca’. Want Marta is ook auteur van een reeks romans.
Die roman over de kolonisatie van Cuba en Latijns Amerika die drie eeuwen geschiedenis doorloopt stond niet alleen in Cuba in de top tien, zelfs bij Amazon figureert hij bij de meest verkochte boeken. Pas toen we een exemplaar in handen kregen zagen we dat ze hem opgedragen had aan haar zus en familie en aan Katrien y Marc, amigos de Amberes.
Voor haar werk als journaliste en auteur kreeg Marta verschillende erkenningen. Onder meer in 1978 de prijs Casa de las Américas voor getuigenissen, in 1997 de Nationale Prijs voor Journalistiek José Martí en in 2006 de Prijs Alejo Carpentier voor romans. Zelf zetelde ze in de jury voor de prestigieuze Spaanse Literatuurprijs Miguel de Cervantes.
Verhalen en ontmoetingenVanaf het verblijf van Marta in een Antwerps kasteel wordt ons verblijfsadres in Havana haar appartement. Het kopje Cubaanse koffie vóór het ontbijt, van als ze je hoort rommelen in de slaapkamer. Gezellig samen eten. Tequilita die met je sandalen onder het bed verdwijnt. Marta’s ritme van ’s voormiddags lezen of schrijven en elke namiddag een paar uur werken op de redactie van Granma.
Kijken naar foto’s waar hele verhalen aan verbonden zijn. Foto’s van haar familie. Een foto van Marta in de jaren vijftig, als verslaggeefster bij een Mexicaanse ruïne. Het blijkt het perfecte alibi om geld naar de Cubaanse rebellen te brengen. Een foto van Fidel aan een kookpot met spaghetti. ‘Weet je hoe Fidel spaghetti klaarmaakt? Daar ga ik nog eens iets over schrijven’.
Er is ook een foto van die dag in mei 1970, toen ze erbij zat als Fidel en de manager van een van de grootste suikerbedrijven vaststelden dat ze het objectief van 10 miljoen ton suiker niet zouden halen. Of toen ze op het spreekgestoelte geroepen werd door Fidel om iets uit te leggen dat ze volgens hem beter wist dan hij. Het verhaal van het gestoofde aapje bij de guerrilla in zuid Vietnam.
Marta bracht ons in contact met mensen zoals kunstenaar Fuster, filmmaker Senel Paz, El Cuate (Antonio del Conde), de Mexicaan die het jacht de Granma aan de Cubaanse rebellen leende, dichteres Nancy Morejon, of op een avond tijdens de grote boekenbeurs van Havana, Miguel Diaz Canel.
Marta, ik denk dat je veel mensen compleet verrast hebt met je onverwacht vertrek. We zijn zeker niet de enigen. We zullen je vriendschap en je gastvrijheid missen. Je scherpe geest, je interessante verhalen – er waren er nog zoveel om te vertellen, je blik op de geschiedenis en op de actualiteit. Je mening over de uitdagingen waar de revolutie voor staat. Je lach, je bezorgdheid, zoals in ons laatste mailverkeer toen je op televisie de overstromingen in België gezien had. Maar ook het kopje Cubaanse koffie, de verfrissende avondbries op je balkon, het gedeeld blikje Cristal.
Gerardo Hernández, één van de Cuban Five, zegt het heel mooi met de woorden van José Martí: ‘La muerte no es verdad cuando se ha cumplido bien la obra de la vida’. ‘Je bent niet echt dood als je je levenswerk goed volbracht hebt’. Hasta siempre, querida Marta. *De interviews zijn gebundeld in het boek ‘Ontmoetingen met Fidel Castro’, uitgegeven bij EPO in 2009