Acht jaar geleden begon Cuba met een ‘actualisering’ van zijn economie, een complex en uitgebreid proces, dat voor velen gerust wat sneller mag verlopen. Een kort overzicht. 1. Sociaaleconomische krachtlijnenIn april 2011 keurde de Cubaanse Communistische Partij de ‘Krachtlijnen voor het economisch en sociaal beleid’ voor een periode van vijf jaar goed. Het document, waarover vooraf in de beste Cubaanse revolutionaire traditie een breed debat werd gevoerd – met inbegrip van zeg maar een cursus politieke economie – bevat 313 beleidslijnen die de problemen van de binnenlandse economie moeten oplossen. Het legt de krijtlijnen vast waarbinnen dat moet gebeuren: een socialistisch economisch systeem waarin de fundamentele productiemiddelen eigendom van het hele volk blijven en het beginsel ‘van ieder volgens zijn vermogen, aan ieder volgens zijn arbeid’ wordt toegepast. De planning blijft bepalend, maar ze moet ook rekening houden met de markt. Het overheidsbedrijf is de belangrijkste eigendomsvorm, maar er worden ook andere erkend en aangemoedigd: coöperaties, ook niet landbouw gebonden, kleine boeren, vruchtgebruikers, pachters en zelfstandigen en eventuele nieuwe vormen die de efficiëntie verhogen. Ook buitenlandse investeringen krijgen een grotere rol toebedeeld.
Het uitgangspunt blijft dat alleen het socialisme de problemen kan oplossen en de verworvenheden van de revolutie kan vrijwaren: een socialisme waarin alle burgers gelijke rechten en kansen hebben, dat het egalitarisme (nvdr: iedereen heeft exact evenveel koopkracht) verwerpt maar er ook over waakt dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten.
In de afgelopen acht jaar werden 216 maatregelen genomen. Vele mensen willen dat het rapper vooruitgaat, terwijl anderen waarschuwen om behoedzaam te zijn. Marino Murillo, hoofd van de vaste parlementaire commissie voor de Uitvoering en de ontwikkeling van de Krachtlijnen, zei onlangs dat de moeilijke economische situatie geen reden mag zijn om de veranderingen af te remmen, maar integendeel de actualisering een duwtje in de rug moeten geven om de blijvende hinderpalen voor de ontwikkeling van de productiekrachten en de efficiëntie, uit de weg te ruimen. 2. Betere bedrijfsvoeringSinds 2011 ondergaat de bedrijfsvoering verschillende veranderingen om de efficiëntie en de organisatie te verbeteren. De staats- en bedrijfsfuncties worden van elkaar gescheiden. Bedrijven moeten minder belasting op arbeid betalen (van 25 naar 5%) en mogen een groter percentage van hun winsten houden (van 30 naar 50%). Ze mogen met hun (netto)winsten fondsen oprichten om het bedrijf te ontwikkelen, te investeren en de arbeiders te stimuleren. Er komt ook meer vrijheid voor de loonvorming, bv. op basis van de resultaten.
In 2019 werden 28 maatregelen genomen om meer goederen en diensten te produceren en de exportmogelijkheden te vergroten. Tussen 2011 en 2017 steeg de verkoop met 35%, de brutowinst stijgt met maar liefst 72%, de bruto toegevoegde waarde met 51% en de productiviteit met 57%. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er grote verschillen tussen de sectoren zijn. Het aantal bedrijven verminderde van 2286 in 2011 tot 1776 in 2017. Ook het aantal verlieslatende bedrijven – waarbij de overheid moet bijspringen – vermindert in die periode met 400, waarvan vele ofwel verdwijnen of in andere entiteiten opgaan. 3. Uitbreiding van de privésectorKort voor de goedkeuring van de Krachtlijnen mochten Cubanen al als zelfstandige aan de slag. De eerste vergunningen werden in oktober 2010 toegekend, voor in totaal 178 verschillende diensten. Dat aantal diensten werd nadien opgetrokken tot 181 en in 2013 tot 201. Na een herschikking blijven er nu nog 127 over. De sector is dus aan vele veranderingen onderhevig geweest, en er waren ook niet weinig “afwijkingen”. Maar het effect op de werkgelegenheid is onbetwistbaar: eind november 2019 waren er bijna 618.000 mensen in de zgn. ‘niet-staatssector’, waarvan 160.000 in loondienst bij mini-ondernemers. De jongeren nemen 33% voor hun rekening, en 36% zijn vrouwen. 65% van de zelfstandigen vind je in Havana, Matanzas, Villa Clara, Holguín, Camagüey en Santiago de Cuba. De belangrijkste activiteiten situeren zich in de voeding (56.600 of 9%), het goederen- en personenvervoer (51.000 of 8%) en verhuur (34.000 of 5%).
Sinds 2013 kunnen ook niet landbouw gebonden coöperaties worden opgericht, en zagen er 198 het licht. In 2019 werden er nieuwe normen van kracht en geeft men voorrang aan de consolidatie van de bestaande coöperaties in plaats van nog meer nieuwe op te richten. Er zijn nu meer dan 400 niet landbouw gebonden coöperaties, met meer dan 17.000 coöperanten in 10 takken van de economie, met inkomsten van meer dan 6 miljard peso in 2018. Ze zijn vooral actief in de bouw, persoonlijke en technische diensten en in de industrie. Een beperkte toegang tot de groothandelsmarkt en aanverwante diensten blijven hen echter hinderen.
Op het einde van 2018 telde Cuba bijna 4,5 miljoen werknemers, waarvan 1,5 miljoen in de non-profit (33%), 1,6 miljoen in de bedrijven (36%) en 1,4 miljoen coöperanten of zelfstandigen (31%). Het aantal werklozen is bijzonder laag: 76.400 of 1,7% van de beroepsbevolking. 4. Landbouwgrond in vruchtgebruikDoor de algemene situatie in het land en de voortdurende verslechtering van de landbouw besliste men in 2008 om landbouwgrond in vruchtgebruik te geven aan natuurlijke personen. De wetgeving werd verschillende keren aangepast zodat de beschikbare oppervlakte en de looptijd (van 20 jaar tot voor onbepaalde tijd) werden uitgebreid.
De Cubaanse landbouw is een zaak van individuele boeren, staatsboerderijen, basiseenheden voor coöperatieve productie (UBPC) en landbouw- en veeteeltcoöperatieven (CPA).
Hoewel de landbouwproductie langzaam stijgt en er op bepaalde vlakken belangrijke successen werden geboekt – denk aan de volledige zelfvoorziening van Havana op vlak van groenten dankzij de supersnelle stadslandbouw in handen van winstgevende coöperatieven – is er nog veel te veel import nodig van basisvoedsel als rijst, bonen en graan. Ondanks de gunstige voorwaarden: gratis grond en goedkoop krediet die het mogelijk maken een bovengemiddeld inkomen te verwerven, is het niet makkelijk in dit tropisch land met een zeer hoge scholingsgraad jongeren te overtuigen hun leven aan landbouw te wijden. 5. Monetaire eenmakingDe Ministerraad besliste in 2013 een tijdpad uit te tekenen voor de maatregelen die uiteindelijk (in 2021) tot de monetaire eenmaking moeten leiden. Vandaag zijn er eigenlijk drie soorten muntsystemen: de nationale peso CUP (peso cubano), de wisselbare peso CUC (peso convertible, waarbij 1 CUC = 1 USD) en de CLC (de carta de liquidez of debetkaart). Die laatste is louter giraal geld (met buitenlandse deviezen op de bankrekening) en bestond alleen voor de bedrijfswereld. Sinds december kunnen ook particulieren hun dollars – meestal toegestuurd door familie in de VS – op een valutarekening deponeren en er importgoederen mee aankopen in speciale winkels. We schreven er in november een artikel over. De verhouding tussen CUP en CUC is er een van 20 tot 25 CUP = 1 CUC voor particulieren; voor de financiële verrichtingen tussen de overheidsbedrijven geldt dan weer 1 CUP = 1 CUC. Ingewikkeld, niet?
De oorsprong van de dubbele munt ligt in de Speciale Periode van de jaren negentig, wanneer het verdwijnen van de socialistische landen in Europa Cuba in een diepe economische crisis duwt. Op een bepaald moment moest je op de zwarte markt voor 1 dollar 150 peso neertellen, terwijl de officiële wisselkoers 1 dollar = 1 peso was. Dat was een onhoudbare situatie. Er was op dat moment ook een nijpend tekort aan buitenlandse deviezen. Om de zwarte markt te liquideren en te zorgen dat de overheid over voldoende buitenlandse valuta kon beschikken werd de dollar gelegaliseerd en de CUC ingevoerd. Cubanen die dollars ontvangen (van familie in de VS) kunnen die voortaan dus ook effectief uitgeven in speciale winkels. Er wordt – zoals bij cashomwisseling naar CUC – een wisseltaks geheven. Wanneer je Euro, Canadese dollar, Yen etc. inwisselt of op een rekening stort geldt die taks niet. De overheid kan die immers veel vlotter gebruiken om de noodzakelijke import te betalen, dollars uitgeven kost hen geld wegens de blokkade. Op termijn wil men terug maar een munt gebruiken, maar daarvoor moet de economie natuurlijk wel een voldoende sterke munt opleveren. 6. BelastingenIn 2013 werd een nieuwe belastingwet van kracht die de wet van 1994 vervangt en wijzigingen bevat op het gebied van het soort belastingen, belastingplichtigen, hoogte van de belastingen en hun grondslag etc. Begroting en belastingen gaan hand in hand, en belastingen worden de belangrijkste inkomstenbron voor de begroting. De Cubanen worden beetje bij beetje gewoon aan belastingen, hoewel ze ook wel eens worden ‘vergeten’ of ontweken… Vóór het ontstaan van werk voor eigen rekening, waren alle Cubanen eigenlijk ambtenaren en werd de meerwaarde die ze produceerden afgeroomd vóór het uitbetalen van de lonen. Belastingen waren daarom onbekend bij de bevolking. 7. Buitenlandse investeringen en de speciale ontwikkelingszone MarielBuitenlandse investeringen speelden vroeger niet zo’n belangrijke rol omdat de overheid rechtstreeks met andere socialistische landen leningen afsloot en ruilhandel dreef. Nu worden ze niet langer als een aanvullende maar als een beslissende ontwikkelingsfactor gezien.
In 2013 werd in de buurt van Havana de speciale ontwikkelingszone Mariel in de steigers gezet, met in 2014 de aanleg van een containerterminal. In die zone kunnen buitenlandse bedrijven tegen gunstige voorwaarden zaken doen. Ondanks de goede voornemen komen de projecten maar traag op gang. De blokkade is daarvoor in grote mate verantwoordelijk want een buitenlands bedrijf dat in Cuba investeert dreigt door de VS te worden gestraft, maar ook de bureaucratie steekt stokken in de wielen. Let wel, het gaat hier niet om een ‘vrijhandelszone’ zoals in ander ontwikkelingslanden waar bedrijven niets afdragen aan de lokale economie, zeer lage lonen uitbetalen en vakbonden verboden worden. Buitenlandse bedrijven worden in Mariel wel voor een aantal jaren vrijgesteld van winstbelasting maar moeten hoofdzakelijk werken met Cubaanse werknemers aan lonen die door de vakbond met de regering worden onderhandeld. Goede winstvoeten zijn haalbaar maar woekerwinsten zijn uitgesloten.
Momenteel zijn er zo’n 49 bedrijven gevestigd (o.a. Thai Binh Global Investment Corporation, het Mexicaanse Richmeat, het Portugese Ecoplast etc.) die zowel voor de binnenlandse als de buitenlandse markt werken. 8. Plan voor de ontwikkeling en uitwerking van het economisch modelMet zijn concepttekst over het economische model vatte het zevende partijcongres in 2017 de beginselen van de socialistische opbouw in de actuele omstandigheden samen, met omschrijvingen van de eigendomsverhoudingen, planning en sociale relaties. Het ‘Plan voor de sociaaleconomische ontwikkeling tegen 2030’ legde dan weer de fundamentele prioriteiten voor de ontwikkelingsstrategie op korte en middellange termijn vast, met de ambitie om tegen dan een welvarend en duurzame socialistische maatschappij te hebben. 9. Toerisme als prioritaire sectorHet toerisme werd vanaf de jaren negentig de belangrijkste sector; het is een locomotief voor de rest van de economie. Deze ‘industrie zonder schoorstenen’ is goed voor een flink deel van Cuba’s economische groei. Het internationaal toerisme groeit sinds 2012 jaarlijks gemiddeld met 13%. In 2014 ontving Cuba voor het eerst 3 miljoen bezoekers, en amper twee jaar later was dat cijfer al opgelopen tot 4 miljoen. De inkomsten uit het toerisme gaan van 1,2 miljard CUC in 2008 tot 1,8 miljard in 2018 (met een piek van bijna 2 miljard in 2016). Sinds het einde van 2018 is er echter opnieuw een gevoelige terugval door de verscherping van de blokkade , o.m. reisbeperking voor VS-burgers. 10. LoonsverhogingHet gemiddelde loon blijft ontoereikend, maar steeg wel van 500 peso in 2013 tot 850 peso in 2017; 33% van alle bedrijven betaalt meer dan 1000 peso. In de bedrijven steeg het gemiddelde loon in 2018 tot 871 peso; 14% van de werknemers moeten het met minder dan 440 peso stellen. In de non-profit bedraagt het gemiddelde loon 634 peso (zoals in 2017) en 485 peso in de staatsadministraties. De sociale bijstand verhoogde met 70 peso en het minimumpensioen bedroeg 242 peso. Cuba kampt met een ernstig vergrijzingsprobleem: men verwacht dat er in 2021 meer mensen uit de arbeidsmarkt zullen stappen dan er zullen instappen. Ook de emigratie zorgt voor een verlies aan arbeidskrachten en competenties. BesluitHet bruto binnenlands product van Cuba evolueerde tussen 2010 en 2019 van + 2,4% naar +0,5% (met een piek van +4% in 2015); voor 2020 wordt een groei van 1% verwacht. Hiermee behoort het land tot de best presterende economieën van Latijns-Amerika.
Het land wil zich ontwikkelen zonder zijn socialistische beginselen en dromen te laten vallen, en zonder dat er iemand uit de boot valt. De uitvoering van de maatregelen om efficiënter te werken, meer te produceren en meer te verdienen blijft een moeilijk proces, dat wellicht voor velen te traag verloopt. De blokkade en de agressieve politiek van Trump wegen bijzonder zwaar, denk maar aan het toerisme of de buitenlandse investeringen. “No es facil” (Het is niet gemakkelijk) klinkt het, en dan zet men zich weer schrap om de revolutie te verdedigen en een authentiek socialisme op te bouwen: ‘Sin prisa, sin pausa’ (Traag maar gestaag), zoals Raúl het in de laatste jaren van zijn presidentschap uitdrukte.