Soms overtreft de werkelijkheid de fictie. Dat is in zekere zin het geval met de Cubaanse revolutie. Zeventig jaar geleden bestormden enkele tientallen jonge rebellen een kazerne. Ook al mislukte de aanval compleet, het was het begin van een revolutionair proces met verstrekkende gevolgen niet alleen in Cuba, maar ook ver daarbuiten. Jaarlijks wordt de bestormingvan de Moncada kazerne herdacht in Cuba.
De bestormingOp 26 juli 1953 bestormden een honderdtal jonge rebellen o.l.v. Fidel Castro een kazerne in het oosten van Cuba. Het moest het begin zijn van een gewapende opstand tegen de dictatuur. Het doel was wapens te bemachtigen en die aan de plaatselijke bevolking uit te delen. Via de radio zou dan de revolutie afgekondigd worden.
In een tweede fase zou het rebellenleger zich terugtrekken in de bergen en een guerrillaoorlog starten. Het stoutmoedig plan mislukte door tegenslag en vooral door gebrek aan ervaring. Fidel was amper 26 jaar oud. De meeste rebellen werden brutaal afgeslacht, slechts enkele konden ontsnappen. Fidel, zijn broer Raúl en enkele anderen werden opgepakt en berecht.
Waarom een bestorming?
De rebellie kwam niet uit de lucht gevallen. Een jaar voordien had Fulgencio Batista een staatsgreep gepleegd. De Cubanen leefden onder een militaire dictatuur, de ongelijkheid tussen rijk en arm was bijzonder groot en de levens- en arbeidsomstandigheden van de meerderheid van de bevolking waren miserabel.
Bovendien zat het land onder de knoet van de VS. Officieel was het land in 1898 onafhankelijk geworden, maar de Cubaanse burgerij was al die tijd te zwak om een stabiel politiek systeem te installeren en om een eigen soevereine koers te varen, onafhankelijk van de VS. De toenemende greep van Batista op de samenleving versterkte die situatie alleen maar.
Het onbehagen was heel groot. Velen verlangden naar een andere, rechtvaardige samenleving. Fidel Castro was zo iemand. Hij was een jonge advocaat en was al sinds zijn studententijd politiek actief. Oorspronkelijk dacht hij om het parlement te gebruiken als springplank voor een revolutie. Samen met de meest radicale personen van de partij waar hij lid van was (de Ortodoxos) zou hij vanop de parlementaire banken een revolutionair programma voorstellen. Dat zou dan het platform zijn om de massa’s te mobiliseren tot gewapende actie en tot de omverwerping van de regering.
Door de staatsgreep vielen die plannen echter in duigen en was het voor Fidel duidelijk dat er geen andere weg meer was dan een directe gewapende opstand. Aanvankelijk verwachtte de jonge Castro dat de revolutie vanuit diverse hoeken zou worden voorbereid en was hij van plan zich daarbij aan te sluiten. Maar al gauw zag hij dat er heel weinig bewoog en daarom startte hij zijn eigen beweging.
Vanuit het niets, zonder financiële middelen en zonder steun van enige politieke partij bouwde hij een gedisciplineerde, clandestiene beweging uit. Hij rekruteerde voornamelijk bij jongeren van de Ortodoxos en na een goed jaar beschikte hij over twaalfhonderd manschappen.
Politieke overwinningDe aanval op 26 juli mislukte, maar Fidel wist deze militaire nederlaag om te smeden in een politieke overwinning. De bestorming van de kazerne was het begin van een revolutionair proces met verstrekkende gevolgen in Cuba, maar ook in Latijns-Amerika en Afrika.
Op zijn proces gaf Fidel Castro een indrukwekkende verdedigingsspeech die later zou gepubliceerd worden als De geschiedenis zal me vrijspreken.
Het proces was een echt keerpunt: zijn beweging kreeg sterke bekendheid en erkenning bij de bevolking. De revolutionaire advocaat gebruikte de gevangenis om zijn beweging te consolideren en te scholen. Bij de bevolking steeg zijn populariteit gaandeweg. Toen presidentskandidaat Grau eind 1954 een speech hield werd de naam van Fidel gescandeerd.
Kort nadien werd een pro-amnestie campagne gelanceerd. In verschillende steden waren er betogingen en ook de pers pleitte voor vrijlating. De roep voor amnestie nam toe en op 15 mei 1955 mochten Fidel en zijn makkers de gevangenis verlaten.
Eenmaal vrij verbreedde Fidel zijn ‘26 juli beweging’ met een aantal belangrijke revolutionaire kopstukken. Het geweld bleef aanhouden en de grond werd heet onder zijn voeten. Daarom besloot Fidel naar Mexico te trekken om vandaar de gewapende strijd voor te bereiden.
In Mexico voegde de Argentijnse arts Che Guevara zich bij de rebellengroep. De rebellen bereidden zich voor op een langdurige guerrillaopstand in de bergen, ondersteund vanuit de steden, met de bedoeling het leger uit te schakelen.
Gewapende opstandEind november 1956 maakte een tachtigtal van hen de overtocht met de Granma, een klein jachtje. De hele operatie werd een compleet fiasco. Kort na de landing op 2 december werden ze opgemerkt, opgejaagd, bestookt en uit elkaar geslagen. Uiteindelijk bleven ze over met amper zestien onervaren en slecht bewapende strijdmakkers. Tegenover hen stond het best uitgeruste leger van Latijns-Amerika.
De situatie was m.a.w. uitzichtloos, maar toch gaven ze niet op. Ze kregen steun van de plaatselijke boeren en konden zich consolideren. Ze wisten uit de greep te blijven van de troepen en behaalden na enkele weken de eerste kleine overwinningen. Herbert Matthews, een topjournalist van de New York Times, werd half februari ’57 uitgenodigd in de jungle. Hij was onder de indruk van wat hij daar zag en berichtte daarover in zijn krant. Dat gaf het prestige van het rebellenleger een enorme impuls.
Naarmate de rebellen militaire successen boekten kreeg Fidel ook meer steun uit politieke hoek. In de zomer van ’58 start dictator Batista een zomeroffensief om de guerrilla een definitieve slag toe te brengen. De overmacht was groot: 300 rebellen tegenover 10.000 zwaarbewapende militairen. Na een maand hevige gevechten wisten de rebellen het leger terug te slaan. Dat was een beslissend keerpunt in de gewapende opstand. Met de zege in zicht zochten ook grote delen van de nationale burgerij toenadering tot de 26 juli beweging.
In augustus startte het slotoffensief van de 26 juli beweging. Hele delen van het land werden ‘bevrijd gebied’. Nadat Che Guevara de stad Santa Clara had veroverd en een gepantserde militaire trein uitgeschakeld nam Batista de benen op 1 januari 1959. De revolutie was een feit.
De obsessie van WashingtonEr kwam een brede overgangsregering met een gematigd programma. Maar dat was niet voldoende voor Washington. De Verenigde Staten controleerden belangrijke onderdelen van de Cubaanse economie en dat wilden ze niet kwijtspelen. Maar vooral ontoelaatbaar was dat er op amper 180 km van de VS een land een progressieve koers zou varen. Dat zou andere landen bovendien kunnen aanzetten om dit voorbeeld te volgen.
Daarom moest deze revolutie in de kiem gesmoord worden. In juli 1959, een half jaar na de machtsovername, keurde president Eisenhower een programma goed om de revolutie te ondermijnen. Dat ging van steun aan contrarevolutionaire groepen, lucht- en zee-aanvallen, moordaanslagen op Fidel, tot het storen van de radio- en Tv-zenders en clandestiene radio-uitzendingen.
Maar er was meer nodig. Een memo in 1960 van Lester D. Mallory, van het ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS, stelt: “De meerderheid van de Cubanen steunt Castro … de enige voorzienbare manier om die steun te doen afbrokkelen is door ontgoocheling en onvrede op basis van economische ontevredenheid en ontberingen. … Alle mogelijke middelen moeten onmiddellijk aangewend worden om het economische leven van Cuba te verzwakken.”Volgens de memo moest er gestreefd worden naar “het verlagen van de lonen, het veroorzaken van honger, wanhoop en de omverwerping van de regering”. Kort daarop stelde de regering-Eisenhower een embargo in dat later zou uitlopen op een economische blokkade (waarbij ook derde landen onder druk worden gezet om hun economische relaties met Cuba te staken).
Het eerste doel van de economische sancties is de revolutie ten val te brengen en als dat niet lukt, het land zoveel mogelijk pijn doen zodat het socialisme geen voorbeeld zou zijn voor andere landen. Chomsky omschrijft dit als “de hysterische obsessie van Washington om Cuba te verpletteren”.
De rol van de Sovjet-UnieVoor zijn economische ontwikkeling zocht Cuba aanvankelijk steun bij westerse landen, maar onder druk van Washington hielden die de boot af. Gezien het embargo, de militaire dreiging en de terughoudendheid van westerse landen was Cuba daarom heel snel aangewezen op de SU voor de buitenlandse handel en de aankoop van wapens.
Er kwam een toenadering tussen beide landen en in 1972 trad Cuba toe tot de COMECON (het economisch samenwerkingsverband van communistische landen onder aanvoering van de SU). Dat leidde tot voordelige economische relaties en technologische bijstand, maar het bestendigde tezelfdertijd de afhankelijke positie en de monocultuur (vooral suikerriet).
De samenwerking liep niet altijd van een leien dakje en na de rakettencrisis in 1962 kwam het zelfs tot een heuse crisis tussen beide landen. Desondanks compenseerde de samenwerking met de SU grotendeels de verliezen als gevolg van de economische blokkade.
Economische rampspoedDat de Sovjet-Unie in 1991 uit elkaar viel was dan ook dramatisch voor de Cubaanse economie. Op amper dertig jaar verloor het eiland tweemaal zijn bevoorrechte economische partner en moest het op zoek gaan naar nieuwe partners.
Voor gelijk welk land is zoiets nefast en voor Cuba kwam daar nog bij dat de VS de economische blokkade nog verder aanscherpte in de hoop het land economisch droog te leggen. Zonder de blokkade en zonder de val van de Sovjet-Unie zou Cuba een levensstandaard hebben als Italië.
Op sociaaleconomisch vlak waren de jaren 90 hoe dan ook bijzonder moeilijk. Maar het land spartelde zich erdoor en vanaf het begin van het millennium kon het rekenen op steun van Venezuela. Dat gaf de economie een boost. Maar, helaas en niet toevallig werd Venezuela vanaf 2017 op zijn beurt getroffen door economische sancties vanwege de VS.
Deze situatie kwam bovenop de verdere verscherping van de blokkade sinds Trump en de Covidcrisis, die Cuba hard trof omwille van het stilvallen van het toerisme. Daardoor is de huidige sociaaleconomische situatie net zoals in de jaren negentig bijzonder moeilijk.
Zorg voor de bevolkingHet is dan ook des te merkwaardiger dat Cuba ondanks deze precaire economische omstandigheden een zeer hoge sociale ontwikkeling kent. Het eiland heeft een gezondheidssysteem dat kan concurreren met de rijke landen, terwijl het een bbp per inwoner heeft dat minstens vijfmaal lager is. De kindersterfte is er lager dan in de VS en het onderwijssysteem is het beste van Latijns-Amerika.
Een rapport van de Wereldbank omschrijft dit als volgt: “Cuba wordt internationaal erkend voor zijn prestaties op het gebied van gezondheid en onderwijs, met een sociale dienstverlening die die van de meeste ontwikkelingslanden overtreft en in sommige sectoren zelfs die van de meest ontwikkelde landen. … Dit model heeft het eiland in staat gesteld om volledige alfabetisering te bereiken, een einde te maken aan bepaalde ziekten, algemene toegang tot drinkbaar water en basisgezondheidszorg, een van de laagste kindersterftecijfers in de regio en een van de langste levensverwachtingen.” stuur een mail naar kasper@cubanismo.be om dit recente boek te bestellenVolgens het World Wide Fund For Nature (WWF) is Cuba het enige land dat erin is geslaagd om een ecologisch duurzame voetafdruk per hoofd van de bevolking te combineren met een acceptabel hoge levenskwaliteit zoals gemeten door de Human Development Index van de VN. Dat is een geruststellende gedachte: als Cuba dat kan doen zonder de nieuwste en meest economische technologie, hoeveel makkelijker kan het dan niet voor ons zijn?
De tederheid van de volkerenCuba draagt niet alleen zorg voor zijn eigen bewoners. “Solidariteit is de tederheid van de volkeren”, zei Che Guevara. De Cubanen geven dit op een indrukwekkende wijze gestalte. Van bij het begin van de revolutie heeft Cuba steun geboden aan zusterlanden uit het Zuiden. Sinds het begin van de revolutie heeft het Cubaans medisch personeel wereldwijd al bijna 2 miljard mensen behandeld.
Cuba zendt vandaag wereldwijd op zijn eentje meer dokters uit dan de VN-Wereldgezondheidsorganisatie. Indien de VS en Europa dezelfde inspanning zouden leveren als Cuba, dan zou het tekort aan gezondheidswerkers in het Zuiden op slag opgelost zijn.
Cuba aarzelde ook niet om gevaarlijke, militaire missies te ondernemen. Zo waren er internationale missies in Vietnam, Syrië, Algerije, Ghana, Congo (Brazzaville), Zaïre, Equatoriaal Guinea, Zimbabwe, Ethiopië, Somalië, Eritrea, Zuid-Jemen, Tanzania, Angola, Namibië en Guinea-Bissau en steun aan verschillende guerrillabewegingen in Latijns-Amerika.
Op het Afrikaans continent was het piepkleine Cuba in de jaren zeventig tot negentig een belangrijk tegengewicht tegen supermacht VS. Het Cubaanse leger bracht in Angola een beslissende slag toe aan het apartheidsregime van Zuid-Afrika. Mandela erkende het als “een keerpunt in de bevrijdingsstrijd van het continent en voor ons land in de strijd tegen de gesel van de apartheid!”Samen met Venezuela was Cuba de gangmaker van de integratie van de Latijns-Amerikaanse landen ten koste van de greep van Washington op deze regio.
BesluitvormingOnze economie en ons politiek stelsel worden gedomineerd door multinationals en grote kapitaalgroepen. In Cuba is die macht gebroken en is ze vervangen door de CTC, de koepel van de verschillende vakbondscentrales. Het staat buiten kijf dat de besluitvorming op Cuba sterk gestroomlijnd is. Maar, dat wordt gecompenseerd door een vorm van directe democratie.
Naast vijfjaarlijkse parlementsverkiezingen is er namelijk een vrij uniek consultatiesysteem. Voor alle belangrijke beslissingen wordt de bevolking uitvoerig geraadpleegd en wordt gezocht naar een consensus. Zonder breed draagvlak wordt in Cuba geen enkel maatregel getroffen.
Dat verklaart onder meer waarom de Cubaanse regering ondanks de vaak heel moeilijke omstandigheden toch kan rekenen op een grote steun van de bevolking en dat het al die jaren wist stand te houden tegen de grootste en meest agressieve supermacht ooit.
Indien wij dit systeem van besluitvorming hadden dan was er al lang een rijkentaks doorgevoerd en zouden de pensioenen niet opgetrokken zijn tot 67 jaar.
Fouten en uitdagingenEen revolutie wordt niet gemaakt door engelen. Het is evident dat er fouten zijn gemaakt. Denk maar aan de vernederende behandeling van gelovigen en homoseksuelen in het begin van de revolutie, de mislukking om de economie te diversifiëren en de productiviteit te verhogen, enzovoort. De Cubanen zelf zijn de laatsten om te beweren dat hun parcours rimpelloos verloopt.
Vandaag moeten heel wat zwakke punten en problemen nog aangepakt worden. De belangrijkste uitdaging is wellicht deze: de hoge sociale en intellectuele ontwikkeling creëert bij de bevolking hoge verwachtingen. Maar daar is geen economisch draagvlak voor en dat leidt tot frustraties. De laatste jaren stelt zich dit probleem heel scherp.
Dit hangt nauw samen met een ander fenomeen. Door de ineenstorting van de munt na 1991 stelt het loon niet veel meer voor. Daardoor is er geen echte band meer tussen arbeid, salaris en koopkracht. Zoiets is zeer nadelig voor de arbeidsmotivatie en productiviteit. Het veroorzaakt ook corruptie en ongenoegen.
Het enige antwoord daarop is een versnelde economische groei, maar dat is rapper gezegd dan gedaan, want de buitenlandse context is hierin sterk bepalend. Zal Biden de blokkade vooralsnog versoepelen en wie wordt de volgende president? Hoe evolueert de situatie in Venezuela en in Latijns-Amerika? Hoe evolueren de economische relaties met China, Rusland en Europa? Wat zal de impact zijn van het toenemend aantal droogtes en verwoestende orkanen?
De toekomst zal uitwijzen of Cuba deze uitdagingen oplost. In deze tijden van verrechtsing en verruwing is solidariteit met een land dat al meer dan zestig jaar toont wat de tederheid van de volkeren is en waarin de mens centraal staat en niet de winst, meer dan ooit nodig.
Het proces dat de rebellen onder leiding van Fidel Castro 70 jaar geleden in gang zetten met de aanval op de Moncada kazerne blijft een baken voor de wereld.
Hasta la victoria siempre!