Achtste partijcongres: vernieuwing en continuïteit in woelige tijden

De Cubaanse Communistische Partij (PCC) nam op haar achtste congres afscheid van Raúl Castro en verkoos president Miguel Díaz-Canel als nieuwe partijleider. En wat viel er in de debatten te horen over de economie, de partijwerking en de selectie van leidinggevenden? Enkele antwoorden en updates.

Het congres duurde van 16 tot 19 april en vond plaats in een bijzonder moeilijke context: een pandemie, met nieuwe uitbraken en een toenemend aantal besmettingen, een wereldwijde economische crisis en de gevolgen van de VS-blokkade die het alledaagse leven van de mensen erg hard treffen. Het Cubaanse schip zit in hevig onweer, de bemanning is zeeziek en lijdt ontbering, maar de nieuwe kapitein houdt vast aan de uitgezette koers. Het congres geeft de meer dan 700.000 partijleden een visie en richtlijnen voor hun werk in de samenleving en de leidende posities.

Nieuwe leidersZoals verwacht legde Raúl Castro zijn mandaat van partijleider (“eerste secretaris”) neer. Naast hem verdwijnen nog enkele veteranen van de revolutie uit de hoogste partijcenakels, zoals Ramiro Valdés, Guillermo García en José Machado. De nieuw verkozen partijleider Diaz-Canel kondigde wel aan dat de partij Raúl zal blijven raadplegen voor de grote strategische beslissingen. Dat was ook het geval bij het aftreden van Fidel. Sommige waarnemers zeggen daarom dat Raúl “achter de schermen” zijn invloed zal laten gelden. De essentie is echter dat de PCC met deze generatiewissel voor de Cubaanse revolutie een nieuw tijdperk inluidt.

De nieuwe partijleider is een telg van die revolutie en hij werd niet toevallig gekozen, zoals uit zijn loopbaan mag blijken. De zestigjarige Miguel Díaz-Canel is op 20 april 1960 geboren in Santa Clara. Hij bekleedde verschillende functies in de scholieren- en studentenorganisaties Pioneros, FEEM en FEU, in de jongerenorganisatie UJC en ten slotte in de PCC zelf. Hij deed zijn militaire dienst bij het raketafweergeschut en studeerde af als ingenieur elektriciteit. Hij verdedigde onlangs zijn doctoraatsthesis over “besturen op basis van wetenschap en innovatie voor een duurzame ontwikkeling”. Van 1987 tot 1989 was hij aan de slag als internationale coöperant in Nicaragua en behaalde een postgraduaat wereldeconomie.

In oktober 1997 verkoos het vijfde partijcongres hem in het Centraal Comité (CC, het hoogste beslissend orgaan tussen twee congressen). In 2003 werd hij partijleider in Holguín en lid van het Politiek Bureau. In 2009 kreeg hij de ministerpost van Hoger Onderwijs. In 2012 schopte hij het tot ondervoorzitter van de Ministerraad. Een jaar later werd hij eerste vicevoorzitter van de Staatsraad, het hoogste orgaan tussen twee zittingen van het parlement. Het zesde en zevende partijcongres herbevestigden zijn positie in het Politiek Bureau. In het nieuwe politiek bureau, het uitvoerende orgaan van het CC, zetelen 11 (overwegend witte) mannen en amper 3 vrouwen (een minder dan in het vorige bureau). Het bureau telt verder vertegenwoordigers van verschillende organisaties of sectoren, zoals Ulises Guilarte De Nacimiento, secretaris-generaal van de vakbond CTC en Teresa Amarelle, secretaris-generaal van de vrouwenorganisatie FMC. Daarnaast zetelen er ook nog parlementsvoorzitter Juan Lazo en vicepresident Salvador Valdés en verschillende ministers (premier, binnenland, buitenland, defensie) en topambtenaren. Je ziet hoe de belangrijkste maatschappelijke actoren in de hoogste leiding vertegenwoordigd zijn.

Het Secretariaat van het Centraal Comité bestaat uit 6 mannen. Het CC zelf telt 113 leden, waarvan bijna de helft een vrouw is. In hoeverre de nieuwe leiding ook een verjonging inhoudt is op dit nog niet helemaal duidelijk, hoewel de PCC haar toch als een van de prioriteiten ziet. Maar daarover later wellicht meer.

De economie ontwikkelen en de levensstandaard verhogen blijft de hoofdopdrachtDe commissie Economie besprak de visietekst op het Cubaans sociaal-economisch ontwikkelingsmodel. Hij vormt de leidraad voor het economisch beleid. De basiselementen werden in de nieuwe grondwet opgenomen. Hij definieert de Cubaanse maatschappij als een samenleving die het socialisme opbouwt. Overheidseigendom en planning blijven daarbij de belangrijkste instrumenten, maar ook de markt, buitenlandse investeringen en de privésector moeten hun rol kunnen spelen. De overheid moet dat allemaal beter coördineren en optreden tegen misbruiken. Ten slotte spelen wetenschap, technologische vernieuwing, de rechtsstaat en sociale rechtvaardigheid een cruciale rol. En, nog eens, niemand mag uit de boot vallen, dus geen shocktherapieën.

Uit de voorbereiding blijkt dat het de bedoeling is om bijna een kwart van de 342 paragrafen van de visietekst te wijzigen. Het blijft nog even wachten op het officiële document om te kunnen vergelijken.

Het congres nam ook een resolutie aan over de uitvoering van de Krachtlijnen (Lineamientos), de concrete economische maatregelen die op het zesde congres werden goedgekeurd en op het zevende congres een update kregen. Van de uiteindelijke 244 maatregelen zijn er 30% uitgevoerd, 40% in uitvoering en 30% in voorbereiding. Het congres wijst op een gebrek aan efficiëntie in de planning, organisatie en controle, snelheid en follow-up en tekorten op het gebied van visie, risicobeheer, doelstellingen, opleiding en communicatie.

Meer werken, meer producerenIn 2019 was ongeveer 41% van de totale bevolking aan het werk. De meesten (bijna 4,6 miljoen, of 49%) werken in overheidsbedrijven. De anderen werken in de niet-overheidssector: landbouwcoöperaties (476.000) en niet-landbouwcoöperaties (17.000), privé (1 miljoen) en zelfstandigen (617.000).

In 2019 telde het land nog 57.000 werklozen, tegen 136.000 in 2014 (met een piek van 951.000 in 2016). Dat komt overeen met een werkloosheidsgraad van 1,2%. Op wereldvlak noemt men dat “volledige tewerkstelling”.

Een paar dagen na het congres kondigde het partijblad Granma aan dat er sinds januari, en het begin van de muntherschikking, meer dan 95.000 Cubanen een job hadden aanvaard. 32% van hen is jonger dan 35 jaar en 36% bestaat uit vrouwen. De meeste nieuwe jobs bevinden zich in de overheidsbedrijven.

Steeds meer mensen gaan ook onlide te rade bij het ministerie van Werk om vacante betrekkingen te bekijken. Het zijn allemaal tekenen die erop wijzen dat het principe van arbeid als voornaamste inkomensbron gehoor vindt.

Recent werden ook maatregelen getroffen om de landbouwproductie – een van de grote pijnpunten waardoor het vruchtbare eiland zijn voedsel vooral invoert – op te drijven. Na de revolutie verdeelde de regering het land onder de boeren, maar toch is de staat eigenaar van ongeveer 80% van de 6,3 miljoen hectare vruchtbare landbouwgrond. Van die 80% wordt bijna 70% door privéboeren of de bijna 4.800 coöperaties in vruchtgebruik beheerd. Een privatisering van de grond staat zeker niet op de agenda, want dat zou alleen maar tot eigendomsconcentratie en nieuwe latifundia leiden.

De landbouwproductie verhogen hangt samen met (ingevoerde) werktuigen, meststoffen en prijzen die enerzijds de productie stimuleren en anderzijds betaalbaar zijn voor de consument. De overheid legt een prijs op voor 30 basisproducten (waaronder suiker- en tabaksproducten, brood, kip, rijst, bonen, mango, guayaba, frutabomba…). De markt en de overeenkomsten met de verwerkende industrie bepalen de prijs van de andere producten. Daarbij spelen de provinciale en lokale besturen hun rol, en niet meer de centrale overheid. Ook de belastingen op inkomens en prijzen werden aangepast.

Die éne partijSinds de revolutie van 1959 is de PCC de enige en leidende politieke partij in Cuba. De Cubanen zijn ervan overtuigd dat alle revolutionaire krachten zich in één partij moeten verenigen om een soevereine natie en een socialistische maatschappij op te bouwen. Die les trok hun nationale held José Martí uit de antikoloniale strijd, en ze sluit ook aan bij de ervaringen met het vroegere corrupte meerpartijensysteem dat tot de dictatuur van Batista leidde. De overgrote meerderheid van de bevolking heeft dat bij het grondwetsreferendum in 2019 duidelijk herbevestigd: in januari 2019 nam 90% van de kiesgerechtigde Cubanen deel aan het referendum, en 86,85% van hen stemde voor de nieuwe grondwet. De grondwet bepaalt dat de PCC de opbouw van het socialisme (met een communistische samenleving als einddoel) leidt, maar de autoriteit van de partij staat of valt met wat ze kan realiseren. En dat is in grote mate afhankelijk van hoe ze functioneert en hoe haar leden zich gedragen.

De krachten die Cuba van zijn socialistische koers willen doen afwijken en het kapitalisme herstellen zullen bijgevolg in de eerste plaats die leidende rol van de PCC aanvallen, door haar als ondemocratisch, repressief, corrupt etc. af te schilderen en elke fout, elke zwakte uit te vergroten.

Een congrescommissie evalueerde gedurende twee dagen de uitvoering van de beslissingen van de partijconferentie uit 2012 over de partijwerking. De commissie werd voorgezeten door José Machado, tweede secretaris en veteraan van de revolutie, die net als Raúl Castro niet meer in de nieuwe partijleiding zal zetelen.

De voorhoederol van de partijDe discussie spitste zich in hoofdzaak toe op de noodzaak om de partij als politieke voorhoede van de revolutie te blijven versterken in haar permanente band met het volk en haar werking vanuit de basis. Ze moet steeds meer militanten, werkers en de hele bevolking bij de sociaal-economische activiteit betrekken en systematischer, efficiënter en vastberadener te werk gaan om corruptie, criminaliteit, onwettigheden en asociaal gedrag aan te pakken.

De PCC heeft in haar werking vooruitgang geboekt en haar prestige en gezag gehandhaafd, maar er blijven verbeterpunten. Men wil meer aandacht geven aan de basisorganisaties en hun meer verantwoordelijkheden geven, en de strijdbaarheid en voorbeeldigheid van militanten en kaderleden opkrikken.

Partij en verkiezingenCuba kent dan wel maar één politieke partij, maar de wetgevende en uitvoerende macht (de “poder popular” of volksmacht) wordt wel via rechtstreekse, vrije en geheime verkiezingen samengesteld. Er zijn om de vijf jaar verkiezingen voor het nationale parlement (asamblea nacional) en om de twee en een half jaar voor de gemeenteraden (asamblea municipal). De PCC stelt zelf geen kandidaten voor. Bij lokale verkiezingen kan iedereen zich kandidaat stellen. De kiezers beslissen in een voorverkiezing over de uiteindelijke kandidaten, die nadien al of niet worden verkozen. Voor de nationale verkiezing dragen kiescommissies met vertegenwoordigers van het middenveld (vakbonden, buurtcomités CDR, vrouwenorganisatie…) kandidaten voor aan de gemeenteraden, waarna de kiezers beslissen. Een volksvertegenwoordiger geniet geen parlementaire wedde of voorrechten. Hij of zij behoudt zijn tewerkstelling en loon en krijgt de nodige tijd om het mandaat uit te oefenen, bijvoorbeeld als vast commissielid, om inspecties te doen etc.

Het huidige nationale parlement bestaat uit 605 afgevaardigden, van wie iets meer dan de helft vrouwen zijn. De gemiddelde leeftijd bedraagt 49 jaar en de afgevaardigden komen uit alle sectoren van de samenleving.

Revolutionair activismeMen legt de nadruk op de ideeënstrijd en de noodzaak om alle menselijke en technologische middelen (sociale media, internet) optimaal te gebruiken. De massaorganisaties moeten voluit hun rol spelen en een permanente dialoog aangaan. Men moet systematisch en nog meer meningen uitwisselen en feedback vragen. Er is nog werk aan de winkel om de mensen nog beter waarheidsgetrouwe, objectieve en tijdige informatie te bieden. De informatisering moet ten dienste staan van de nationale identiteit, de economische ontwikkeling, de verhoging van de levensstandaard en de participatie van de bevolking, zo luidt het.

Men wil meer dan ooit alle vooroordelen en discriminaties bekampen. Men wil ook de emigratie afremmen, vooral van jongeren en geschoolde krachten (braindrain), en hechtere banden smeden met de Cubanen in het buitenland.

De bijzondere rol van de leidinggevendenDe hele partijwerking hangt natuurlijk nauw samen met de kaderpolitiek, dat wil zeggen hoe men de leidinggevenden vormt en promoveert.

De commissie Kaderbeleid besprak de vorming en promotie van leidinggevenden in de partij, de massaorganisaties en de staat. De commissie werd voorgezeten door president en partijleider Miguel Díaz-Canel, wat wijst op het grote belang van het thema.

Er is zeker vooruitgang geboekt, luidt het, maar er valt nog veel te verbeteren. Een goede leiding is immers essentieel. In de rapporten van het zesde en zevende congres had Raúl Castro kritiek geleverd op “de negatieve gevolgen van improvisatie, gebrek aan vooruitziendheid en gebrek aan systematiek bij het voeren van het kaderbeleid, waardoor er onvoldoende vervangers klaar stonden met de vereiste ervaring en rijpheid, met een gepaste opleiding om de complexe functies van leiderschap in de partij, de staat en de regering op zich te nemen”.

In zijn rapport voor dit congres zei hij dat “geleidelijk en gestaag vooruitgang geboekt is inzake het promoveren van jongeren, vrouwen, zwarten en mulatten op basis van verdiensten en persoonlijke kwaliteiten, hoewel wat bereikt is absoluut onvoldoende is met betrekking tot de belangrijkste verantwoordelijke posten in de partij, de staat en de regering.”Er werd een begin gemaakt met de geleidelijke en ordelijke overdracht van de belangrijkste verantwoordelijke posten van het land aan de nieuwe generaties. Tegelijkertijd blijven er zwakke punten in de toepassing van het kaderbeleid. Die uiten zich in een neiging tot formalisme en oppervlakkigheid vanwege heel wat kaderleden die zichzelf onmisbaar achten en zich niet bezighouden met de opleiding van reservekaderleden. Het getuigt duidelijk van een onvoldoende band met de bevolking, een gebrek aan gevoeligheid en onvermogen om de collectieven te mobiliseren bij het oplossen van de problemen, en een zwakke werking t.a.v. hun ondergeschikten.

Leidinggevenden moeten dichter bij de mensen staan. Ze moeten in staat zijn om te mobiliseren, te argumenteren, te dialogeren en besluitvaardig te zijn. Ze moeten hun politieke en menselijke gevoeligheid vergroten, verantwoordelijker optreden en een beroep doen op collectief leiderschap om problemen op te lossen.

Corruptie en ander schadelijk gedrag bestrijden moet voorrang krijgen, aangezien het een probleem voor ’s lands veiligheid vormt, waartegen dan ook met meer waakzaamheid, alertheid en controle moet worden opgetreden. Men moet de nodige maatregelen tegen elke uiting van verval en afzwakking in het ethisch gedrag van de kaderleden.

De revolutie ontwikkelt zich in complexe omstandigheden, en dat zal de komende jaren nog moeilijker en met meer uitdagingen gepaard gaan. De eenheid van het volk rond zijn partij versterken is een absolute vereiste en fundamentele taak van de leidinggevenden en de militanten.

Leren, vernieuwen, verenigenBehalve de vernieuwing van de leiding vormden continuïteit en verbeteren de rode draad doorheen dit achtste congres. De aangegeven richting op de vorige congressen werd gevolgd, maar de resultaten lijken ondanks de vooruitgang eerlijk gezegd toch onder de verwachtingen te blijven.

In zijn slottoespraak zei Miguel Díaz-Canel o.a.: “In een authentieke revolutie is overwinnen een kwestie van leren. We volgen geen uitgestippeld pad. We moeten voortdurend vernieuwen en alles veranderen wat moet veranderen, zonder onze principes op te geven. (…) Het partijwerk was en blijft fundamenteel. Zonder het werk van de voorhoede zouden we hier vandaag niet staan, maar onze organisatie moet haar werkstijl dringend aanpassen aan de nieuwe omstandigheden en uitdagingen. (…)De belangrijkste kracht om te slagen is de eenheid, alles wat ons verenigt: onze dromen, onze zorgen, maar ook onze angsten voor de gemeenschappelijke gevaren. We zullen die eenheid verdedigen, zonder discriminaties, zonder ruimte te geven aan vooroordelen, dogma’s of clichés die de mensen onterecht verdelen. Die eenheid wordt gesmeed vanuit de partij en door het voorbeeld van haar militanten, die door hun houding, hun bekwaamheid en hun resultaten de bewondering en het respect van het volk verdienen. (…) Die eenheid is veelkleurig en drukt zich op verschillende manieren uit.

Miguel verwijst naar Fidel: nooit liegen of etische principes verloochenen. Daarop berust de autoriteit van de partij. De waarheid is het eerste wapen van de militanten, hoe hard die ook mag lijken. (…) De duidelijke en gepast uitgesproken waarheid is onlosmakelijk verbonden met de permanente plicht om het goede voorbeeld te geven.”De concrete uitvoering van de besluiten zal de verdere koers en successen van de Cubaanse revolutie bepalen.

Blijf op de hoogte. Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Restez informé. Abonnez-vous à notre newsletter.