Een Cubaans antiviraal medicijn werd in China succesvol ingezet om met het coronavirus besmette patiënten te behandelden. Hoe zit dat eigenlijk? Hoe slaagt Cuba er al decennia lang in om pionier te zijn op vlak van innovatieve biotechnologie? We beantwoorden een aantal vragen.
Over welk medicijn gaat het? Bij de dertig geneesmiddelen die de Chinese Nationale Gezondheidscommissie heeft geselecteerd om het nieuwe coronavirus te bestrijden, zit ook een Cubaans antiviraal middel: Interferon Alfa 2b. Dit geneesmiddel wordt sinds 2003 in China geproduceerd door de onderneming ChangHeber, een Cubaans-Chinese joint venture (samenwerking tussen bedrijven binnen een nieuw opgericht bedrijf).
Het Cubaanse Interferon Alfa 2b werkt efficiënt voor virussen met kenmerken die vergelijkbaar zijn met die van Covid-19. Het voorkomt complicaties en het verergeren van het ziektebeeld bij patiënten. Het gaat hier dus niet om een vaccin, maar om een medicijn dat wordt ingezet om de impact van de ziekte te verkleinen. Tot nu toe werden er al meer dan 1500 Chinezen succesvol mee behandeld. Cuba kreeg al aanvragen van meer dan 15 landen om het medicijn te kunnen gebruiken. In Venezuela, Panama en Costa Rica wordt het vandaag al ingezet. Hoe komt Cuba aan zo’n innovatief medicijn? Interferonen werden voor het eerst geïdentificeerd eind jaren 1950 in een Londens laboratorium. In de jaren 1970 nam de Amerikaanse oncoloog Randolph Clark Lee dit onderzoek over. Toen onder de Amerikaanse president Carter de Noord-Amerikaanse relatie met Cuba wat ontdooide, bezocht dokter Clark Lee Cuba. Hij ontmoette er Fidel Castro en overtuigde hem ervan dat interferon een veelbelovend nieuw geneesmiddel was. De Cubanen leerden snel grote hoeveelheden interferon zelf te produceren.
Cuba’s interferon staat symbool voor de geavanceerde biotechnologie-industrie op het eiland. Cuba ontwikkelde en gebruikte voor het eerst interferonen om een dodelijke uitbraak van het dengue-virus te stoppen in 1981. Het was die positieve ervaring die de ontwikkeling van een wereldwijde, toonaangevende Cubaanse biotechnologische industrie in gang heeft gezet. Net op tijd, zo bleek. Weken later werd Cuba getroffen door een dengue-epidemie, een ziekte die werd overgebracht door muggen. Het was de eerste keer dat deze ziekte, die levensbedreigende knokkelkoorts kan veroorzaken, op het Amerikaanse continent opdook. De epidemie trof 340.000 Cubanen. 180 mensen stierven eraan, waaronder 101 kinderen. Het Cubaanse ministerie van Volksgezondheid zette meteen de Cubaanse interferon in om de uitbraak van dengue een halt toe te roepen. Het aantal sterfgevallen daalde drastisch. Dit was meteen de meest uitgebreide anti-viruscampagne met interferon op wereldvlak. Waarom scoort Cuba zo sterk met biotechnologie?
Nadat de dengue-epidemie onder controle was, organiseerde Cuba talrijke symposia, wat al snel de internationale aandacht trok. Overtuigd van de bijdrage voor een sterke publieke gezondheidszorg en van het strategische belang van innovatieve medische wetenschap, richtte de Cubaanse regering in 1981 het “Biologisch Front” op om de sector te ontwikkelen. Cubaanse wetenschappers gingen naar het buitenland om te studeren, voornamelijk naar de Sovjet-Unie, maar ook in westerse landen. Hun onderzoek nam meer innovatieve paden, omdat ze experimenteerden met het klonen van interferon. Eind de jaren 1980 ontdekten de Cubanen als eersten een alternatieve productiemethode van het interferon, zodat het massaal kon toegepast worden. Interferon Alfa 2b werd geboren. Dit zeer tegen de zin van het Noord-Amerikaanse GlaxoSmithKline, dat ook bezig was met onderzoek ernaar.
De Cubaanse overheid opende in de jaren 1980 reeds het Centrum voor Genetische Technologie en Biotechnologie (CIGB). In het onderzoekscentrum wordt de hele wetenschappelijke cyclus vanaf het eerste onderzoek tot en met de productie en commercialisering van de geneesmiddelen uitgevoerd. De eerste doelstelling is de aanmaak van betaalbare geneesmiddelen voor het Cubaanse publieke gezondheidssysteem. Toch worden sommige producten commercieel verkocht, zodat het centrum in staat is al zijn eigen onderzoek te financieren. Cuba exporteert momenteel farmaceutische en biotechnologische producten naar een vijftigtal landen. De biotechnologie-industrie draagt meer dan 500 miljoen dollar per jaar bij aan de Cubaanse economie. Het CIGB verdiende meer dan 100 miljoen dollar aan de uitvoer van zijn producten en expertise.
Van bij het prille begin van de Cubaanse revolutie investeerde de overheid massaal in gezondheidszorg en onderwijs. In 1960 werden alle farmaceutische bedrijven in Cuba, zowel de buitenlandse als de binnenlandse, genationaliseerd. De nieuwe overheid nam de eigendommen, grond en activa van de farmaceutische industrie in handen. Die heeft doorheen de jaren een aantal transformaties ondergaan. De door de VS geïnstalleerde economische blokkade tegen Cuba hield het eiland in een wurggreep en belemmerde de economische ontwikkeling. Voor de Cubaanse overheid was het een prioriteit om de Cubaanse bevolking te voorzien van zoveel mogelijk in Cuba geproduceerde medicijnen. In nieuwe laboratoria en onderzoekscentra werd dan ook voorrang gegeven aan projecten om een behandeling te vinden voor ziekten die de Cubaanse bevolking troffen en nam de de ontwikkeling van de Cubaanse farmaceutische en biotech-industrie een hoge vlucht. Vandaag worden 569 van de 857 producten op de Cubaanse lijst van geneesmiddelen die zijn goedgekeurd voor gebruik in het nationale gezondheidsstelsel, in eigen land geproduceerd. In 2012 werd BioCubaFarma opgericht als overkoepelend agentschap dat toezicht houdt op de 31 farmaceutische en biotechnologische R&D- (onderzoek & ontwikkeling) en productiefaciliteiten. Eerst de gezondheid, niet de winstIn het westen vormen de commerciële belangen van multinationals de drijfveer voor de ontwikkeling en productie van geneesmiddelen – of voor het tegenhouden ervan, als ze geen directe winstperspectieven bieden. In Cuba daarentegen worden producten uitsluitend ontwikkeld als ze in overeenstemming zijn met de gezondheidsbehoeften van de Cubanen. De winst die de farmasector oplevert, wordt in Cuba geïnvesteerd om de gezondheidszorg gratis en kwaliteitsvol te houdenDit heeft een extra voordeel. Wat de Cubaanse wetenschappers voor hun binnenlandse markt ontwikkelen, komt ook ten goede aan de meer dan vijf miljard mensen in de wereld die zich de meeste geneesmiddelen van de klassieke farmaceutische bedrijven gewoonweg niet kunnen veroorloven. Zelfs voor de commerciële verkoop van hoogwaardige farmaceutische producten in het buitenland rekent Cuba solidaire prijzen. En de winst die dit Cuba oplevert, belandt niet in de zakken van CEO’s en aandeelhouders, maar wordt geïnvesteerd om Cuba’s publieke gezondheidszorg voor iedereen gratis en kwaliteitsvol te houden. Cuba’s wereldwijd gerenommeerde biotechnologiesector neemt een steeds strategischer positie in, zowel voor de volksgezondheid als in het economisch beleid van Cuba. En, zoals we vandaag zien, ook voor de bestrijding van de coronapandemie, in China en elders.