De Cubaanse geschiedkundige en hoofd van de restauratie van werelderfgoed oud-Havana, Eusebio Leal komt dinsdagavond spreken in Bozar. Katrien Demuynck en Marc Vandepitte interviewden deze historicus voor hun boek ‘Ontmoetingen met Fidel Castro’. Hieronder het volledig interview.‘Hij hield ervan dat ik hem een oud Spaans spreekwoord voorhield“Wie de dood het minst vreest krijgt het meest leven”.’Eusebio Leal Eusebio Leal (1942) is naast geschiedschrijver ook restaurateur van Oud Havana, het oude stadscentrum van de hoofdstad dat op de Werelderfgoedlijst staat van de UNESCO. Dat lijkt een helse wedloop tegen de tijd in te houden… De stad beschikt over een ‘Bureau voor instortingen’, waar je terechtkan als je eeuwenoude herenhuis het pleit dreigt te verliezen tegen de tijd, en dagelijks komen in Havana gemiddeld drie plafonds of muren naar beneden. Toch slaagt Eusebio Leal erin het tij te keren. Wie de laatste jaren een paar keer naar Havana reisde kan de vorderingen vaststellen. Straten en pleinen van de oude stad herwinnen hun oude glorie. En wat bijzonder is: men slaagt erin de oorspronkelijke bewoners in de gerenoveerde woningen te houden. Geen uitverkoop of leegloop. Vaak zie je Eusebio Leal in de straten en steegjes, meestal met een of andere delegatie die dit stukje patrimonium van de mensheid komt bewonderen. Altijd netjes uitgedost, eenvoudig grijs hemd en broek, kortgeknipt, innemende glimlach. Hij is ook een graag geziene gast op colloquia. Een uiteenzetting van hem is een streling voor het oor: zachte, heldere stem, prachtige taal, een beetje plechtig, vol literaire verwijzingen, een aaneenrijging van volzinnen, intellectueel hoogstaand, maar nooit boven de hoofden. Zo maakten we ooit eens een bijeenkomst mee van een paar duizend kinderen mee uit het gehele land. Het waren afgevaardigden van de Pioniertjes, de nationale jeugdbeweging, die in de hoofdstad een nationaal congres had. Tot onze verwondering verscheen Eusebio Leal in het Parque Central om de uitgelaten bende te verwelkomen. Nog meer tot onze verwondering slaagde hij erin de kinderen gedurende een half uur op sleeptouw te nemen in de geschiedenis. Nu heeft Eusebio Leal een gaatje in zijn agenda gevonden om ons te ontvangen. De stad zindert onder de hitte van augustus, maar in het statige huis in de Calle O’Reilly is het heerlijk koel. Ze kenden er toch wat van, die Spaanse heren, om zo de temperatuur te bedwingen in tijden zonder airconditioning. Een vriendelijke dame leidt ons naar een kleine kamer op de verdieping. Door de openstaande vensterluikjes sijpelt de drukte van de steegjes binnen. Na een paar minuten komt Eusebio Leal er aan, vriendelijk en minzaam.
We hebben een paar treffende uitspraken van Eusebio Leal over Fidel Castro genoteerd en steken meteen van wal. Een eerste citaat: In de kritieke en onvergetelijke jaren behoorde ik tot zijn meest nabije kring van vrienden en discipelen. Kan je echt spreken van vriendschap met Fidel? ‘Het gaat om een staatshoofd, en natuurlijk is dat niet zomaar vriendschap – dat laatste impliceert immers dagelijkse omgang, contact tussen de gezinnen, een heel andere relatie dan die van een chef met zijn ondergeschikten. Maar goed, in de tijd die ik bedoel, de eerste jaren van de Speciale Periode, koos hij me dikwijls uit om hem te begeleiden bij bezoeken aan plaatsen met een grote historische relevantie, bijvoorbeeld in verband met Bolívar in Venezuela of Che in Bolivia. Vooral in de jaren 1993-1994 ontwikkelden we een minder afstandelijke relatie. We stonden toen slechts met een viertal mensen dicht bij hem, soms haalde hij er nog iemand anders bij. Gedurende vele dagen, weken, maanden, bijna drie jaar aan een stuk, beleefden we samen de moeilijkste momenten van de Speciale Periode. Ik herinner me bijvoorbeeld 5 augustus 1994, toen er op aanstoken van de Amerikaanse veiligheidsdiensten en de contrarevolutionairen protest uitbrak in Havana. Ik leerde hem ook beter kennen bij ontmoetingen met leiders en buitenlandse prominenten, zoals het bezoek van Johannes Paulus II.’ ‘Mijn eerste ontmoeting met Fidel was hier in Oud Havana tijdens een Wereldcongres over Vrede. Heel wat buitenlandse delegaties namen daaraan deel en ze kwamen op een gegeven moment naar het Palacio de Capitanes Generales voor een bezoek. Tijdens dat bezoek sloot Fidel zich plots aan. Later zag ik hem terug bij het onthullen van het standbeeld van Bolívar, en bij allerhande staatsbezoeken. Bijvoorbeeld het bezoek van Olof Palme, eerste minister van Zweden, met wie ik lange gesprekken had, of het bezoek van de Canadese premier Pierre Trudeau of nog dat van de Duitse bondskanselier Willy Brandt. Ik herinner me ook Rajiv Ghandi, Gorbatsjov, Mandela. Ik kon de bezoekers hier ontvangen en sommigen begeleidde ik ook in het presidentieel paleis of in andere delen van de stad. En zo nam ik deel aan een hele reeks ontmoetingen op het paleis, etentjes, recepties.’ Eusebio Leal is er trots op.‘Fidel was onvermoeibaar. Hij werkte tot laat in de nacht. Vandaag kan hij dat niet meer, het leven dat hij leidde heeft zijn tol geëist. Hij hield ervan dat ik hem een oud Spaans spreekwoord voorhield: “Wie de dood het minst vreest, krijgt het meest leven”.
Op een keer besloten ze de meubels van zijn bureau te restaureren. Alles mocht hersteld worden, behalve zijn stoel. Die was volgens hem versleten door het werken, door naar mensen te luisteren uit alle delen van de wereld, door met hen te praten. Er was een putje in de houten armleuning van die stoel, dat kwam door het getik van zijn nagel, steeds op dezelfde plek. Geen gebaar van ongeduld, eerder omgekeerd, van luisteren, steeds luisteren. Hij vraagt iedereen uit. Wanneer je niet kunt antwoorden, maak je je beter uit de voeten’, glimlacht Leal.‘Het is een erg keurige man, verzorgd, met fijne handen. Hij houdt niet van stevige handdrukken. Hij is een gentleman, als hij met een vrouw praat lijkt hij een ridder uit andere tijden. Hij hecht geen belang aan persoonlijk bezit. Zijn eigen dingen, en dat zijn er niet veel, lijken niet van hem, hij geeft ze bij wijze van spreken weg op het moment dat ze hem gegeven worden. Op een keer kreeg ik de opdracht om meer dan achttien duizend geschenken die hij als staatshoofd gekregen had, te verdelen. Ik verdeelde ze op zijn aanwijzen over musea, over bejaardentehuizen, ziekenhuizen… Uiteindelijk behield hij zelf enkel een paar heel persoonlijke dingen.
Als Fidel hoort dat bijvoorbeeld ergens een oudere ziek is, een familielid of een vriend van een van ons, trekt hij zich dat aan. Hij luistert ook met aandacht naar ouderen. Hij is een drietal keren bij mij thuis geweest om mijn moeder te bezoeken, die 97 jaar is, een gewone volksvrouw. Tijdens hun conversaties zegt zij soms ongebruikelijke dingen, eigen aan haar leeftijd, aan haar wijsheid. Ze voelt een vrijheid van spreken die wij niet kennen, en hij reageert daarop met enorm respect.’Eventjes naar de inwendige mens nu. Eusebio Leal stelt ergens dat Fidel, hoewel hij houdt van een goede keuken, weinig eet, steeds minder, of beter gezegd, het nodige. ‘Hij houdt erg van lekkere dingen, apprecieert een goede wijn. Maar gedurende de Speciale Periode bijvoorbeeld legde hij in het paleis strengheid op aan iedereen. We aten alleen groentesoep, gemaakt door zijn koks, en een soort kroketten, amper twee per persoon. Op een dag vroeg ik hem hoe de buffelmelk hem smaakte, hij schoof zijn glas gewoon naar me toe. Daaraan zie je ook dat hij niet wakker ligt van protocollair gedoe. Een andere keer ging ik met hem naar een of andere plechtigheid. We waren allebei elegant gekleed, hadden een zakdoekje in onze borstzak. Fidel wou weten hoe het mijne gevouwen was. “Laat eens zien?” Hij zag dat er een L op geborduurd was. “Jouw trouw (lealtad) is van mij” zei hij. “Wel, dan is jouw trouw (fidelidad) van mij” antwoordde ik. Hij nam direct zijn zakdoekje en gaf het me.’Doet Fidel aan sport om in vorm te blijven? ‘Ja hoor. Sinds zijn ziekte zijn heel wat mensen erover verwonderd welke ijzeren wil hij zichzelf oplegt om te lopen, rechtop te staan, maar hij is altijd heel sportief geweest, een bergbeklimmer. Martí zei dat bergen beklimmen staat voor de zoektocht naar het hoogste. Fidel was een bergbeklimmer, en een groot wandelaar. Hij vreest ook geen gevaar, hij heeft een gevoel van voorbeschikking, dat de dingen gebeuren wanneer ze moeten gebeuren. Ondanks alles wat daarover gezegd wordt gebruikt hij geen fysieke bescherming onder zijn kleren. Hij zegt dat hij van de rol van bangerik niets moet hebben.’ Eusebio Leal met John Kerry in Havana ‘Prutswerk is ook niets voor hem. Hij vindt goede resultaten belangrijk, niet het halen van deadlines. Ik herinner me dat we eens een school aan het inrichten waren in een historisch gebouw. Het werk raakte niet klaar voor de gestelde datum – mijn medewerkers probeerden me onder druk te zetten om het toch te halen, maar ik vond dat bedrog. Toen ze op een grote bespreking van resultaten bij de lijst van niet afgewerkte projecten kwamen, was mijn school er dus bij. Ik somde de redenen op. Fidel antwoordde: “Ik heb niet gevraagd om dingen slecht af te werken of om een nationaal monument te beschadigen om een deadline te halen. Neem de tijd die je nodig acht.” Pas maanden nadien kon ik het project afwerken. Wat hij niet verdraagt is dat je hem iets voorliegt.
Meestal zien we Fidel als een streng en ernstig man, maar als hij goed gehumeurd is is zijn conversatie fascinerend. Hij heeft een fijn gevoel voor ironie. Hij houdt van grapjes vertellen, maar vaak gebeurt dat niet. Hij vindt het opdissen van dat soort verhaaltjes meestal tijdsverlies. Hij kan lachen om iets wat hij leuk vindt maar doorgaans staat zijn hoofd op serieuze zaken.’ Nog een citaat van onze gastheer: Als je hem van alle militaire of protocollaire attributen ontdoet sta je voor een karakter dat zich voedt met de Bijbel, Martí en het universele revolutionaire gedachtegoed. De twee laatste kunnen we plaatsen, maar de Bijbel? ‘Hij heeft nu eenmaal een opleiding bij de jezuïeten gekregen. Wat hem bijbleef is de zelfopoffering van de militant uit het primitieve christendom, maar ook de poëzie en de kracht van het getuigenis van de grote christelijke denkers zoals Augustinus, Thomas van Aquino en vooral Ignatius van Loyola. Al dat gedachtegoed vind je terug in zijn teksten. In zowat al zijn toespraken komen bijbelse referenties. Hij heeft het over het geduld van Job waarmee hij de moeilijke relaties tussen de VS en Cuba aanpakt. Hij heeft het over de noodzaak om te verdelen onder de armen, om te geven aan de armen. In die zin zijn weinig mensen zo diep christelijk. Hij blijft immers geloven, tegen het egoïsme en het scepticisme van velen in, dat solidariteit het belangrijkste is. Fidel gelooft sterk in solidariteit en in internationalisme omdat hij een idealist is – een strijder voor idealen en ideeën.’En die andere invloeden? ‘Fidel kent de toespraken van Martí, Martí als politiek organisator en revolutionair, maar ook poëzie van Martí. Bepaalde teksten zoals Ons Amerika, de brief aan zijn moeder, de manifesten van de revolutionaire partij… vindt hij buitengewoon. Dat alles gaf voeding aan zijn jeugd. Ten slotte bood het marxisme hem een wetenschappelijke verklaring voor de maatschappij en de geschiedenis.
Je kunt Fidel niet begrijpen zonder die invloeden samen te zien. Zo heeft hij verklaard dat in Latijns-Amerika een revolutionair proces onmogelijk is als het het christelijke gedachtegoed buitensluit. Hij is antidogmatisch. Ik herinner me wat hij zei bij de inhuldiging van een school die de naam kreeg van priester Camilo Torres: “In een pluralistische wereld als de onze kan niemand geloven het absolute monopolie op de waarheid te bezitten.” Ik herinner me ook enkele woorden van Rabindranath Tagore die ik hem doorgaf en die hem fascineerden: “Als je alle deuren rondom je sluit loop je het risico de waarheid buiten te houden.” Fidel werkt niet met a-priori’s.’Tegelijk lijkt een figuur als Don Quichot voor Fidel heel belangrijk. Eusebio Leal: ‘Het is zijn lievelingslectuur én -beeld, ten dele omdat het een weerspiegeling van hemzelf is. Che schreef op een gegeven moment: “tussen mijn benen klem ik het karkas van Rocinante”, Don Quichots paard dus. Don Quichot als mens op zoek naar gerechtigheid, een mens met een droom die in de ogen van anderen waanzin is, is ook Fidels held.’ Uittreksel uit ‘Ontmoetingen met Fidel Castro’ van Katrien Demuynck en Marc Vandepitte, Berchem 2009. U kan het boek hier kopen.