Cubaans socialisme en ecologische landbouw versterken elkaar wederzijds

p { margin-bottom: 0.25cm; line-height: 120%; } Het gaat er niet om de natuurlijke of spontane ecologische neiging van het socialisme te evalueren, maar om materialistisch te analyseren hoe alles het socialisme die weg doet inslaan, zelfs al was dat in eerste instantie niet de bedoeling. p { margin-bottom: 0.25cm; line-height: 120%; } Het embargo dat Cuba werd opgelegd wegens zijn sociaal en economisch model heeft het land in 1990-1991, toen het socialistische blok als gevolg van de imperialistische vijandigheid ineenstortte, beroofd van directe alternatieven voor de invoer van meststoffen en pesticiden. Het socialisme heeft zich vanaf het begin, met de Russische revolutie, gebaseerd op stevige nationale soevereiniteit… wat sommigen toen “socialisme in één land” noemden.

De pure noodzaak om te ‘overleven’ heeft het Cubaanse agro-ecologische model zoals we dat nu kennen doen ontstaan. Het argument dat het huidige succes van Cuba op dit gebied te wijten is aan “de noodzaak om te veranderen” na de van val de Sovjet-Unie, en niet aan het Cubaanse model zelf, houdt echter geen steek.

Het succes van het landbouwbeleid heeft alles te danken aan de Cubaanse revolutie, maar het versterkt die ook tegelijkertijd, in die mate dat het eiland nu op de ingeslagen weg voortgaat en een terugkeer naar de oude praktijken, bijvoorbeeld door Chinese meststoffen in te voeren, uitsluit. Op te merken valt dat Cuba, zelfs toen het land zich aan het toenmalige model van de Kroetchov-landbouw had gespiegeld (dat zelf destijds het Amerikaanse model volgde), misschien onbewust de weg heeft vrijgemaakt voor deze tweede revolutie op het eiland.

Het eerste congres van de Cubaanse Communistische Partij in 1975 opent het debat over milieukwesties en de strijd tegen vervuiling. In 1977 wordt de COMARNA, de Nationale Commissie voor de bescherming van het milieu en de natuurlijke hulpbronnen, opgericht. Ze wordt in alle provincies uitgerold om een duurzaam ontwikkelingsbeleid te stimuleren, vooral afvalrecycling en bestrijding van vervuiling. In 1986 worden zeven miljoen leden van de Comités ter Verdediging van de Revolutie (CDR) naar het platteland gestuurd om de agrarische sector te helpen: uit die unieke ervaring zijn vele lokale projecten voor het herstel van biologische bodems en gewassen geboren, op basis waarvan enkele jaren later de beroemde organoponicos van de “speciale periode” tot bloei zullen komen.

Die “organoponicos” verveelvoudigen zich in de jaren negentig snel in alle steden en hun periferie, terwijl de staat op het platteland het merendeel van de grote staatsbedrijven ( een soort sovjetachtige sovchozen) ontbindt en in kleinere kolchozen, de UBPC (coöperatieve basisproductie-eenheden), opdeelt, die op grote schaal agrobosbouw toepassen en een technisch antwoord bieden op de plotse omslag in het landbouwmodel.

Zowel in de stad als op het platteland lijken deze coöperaties sterk op de voormalige sovjetkolchozen (die tot 1991 in de USSR de meerderheid uitmaakten, in tegenstelling tot de sovchozen elders), aangezien de staat die eigenaar van de grond is en het land in gratis vruchtgebruik geeft aan groepen werknemers in de landbouw (werknemers in een fabriek, buurtbewoners, werknemers in een ziekenhuis of traditionele boeren,…) in ruil voor een belasting in natura.

In ruil voor dit vruchtgebruik (geen huur betalen, huur of herstelling van materieel, enz.) leveren de producenten een deel van hun biologische voeding aan de staat die ze tegen lage prijzen verkoopt in plaatselijke verkooppunten, dicht bij de producenten en zonder energie-uitgaven voor vervoer. Het overschot kunnen de boeren gebruiken voor persoonlijke consumptie en verkoop. p { margin-bottom: 0.25cm; line-height: 120%; } De Cubaanse productie dekt nu 70 procent van de consumptie van groenten en fruit door de bevolking, wat aanzienlijk is! 75 procent van de Cubanen woont in de steden, waar ze zelf voor 30 procent van hun voedselbehoeften instaan, terwijl de uittocht van het platteland tot staan is gebracht. Veel Cubanen hebben het zelfs over een terugkeer naar het platteland. Heel wat mensen vinden het voordeliger om weer aan het werk te gaan in de landbouw. De beroemde “tegenstelling tussen stad en platteland” uit de marxistische literatuur vindt hier een nieuwe vorm van concrete oplossing.

De UBPC’s willen de productie verder verhogen, wat ‘anti-productivisten’ zou kunnen doen schrikken, maar om de hele bevolking te voeden en zelfvoorziening te garanderen is het noodzakelijk om meer te produceren! Op dit moment zijn er meer dan 400.000 stedelijke boerderijen, met samen meer dan 70.000 hectare, die anderhalf miljoen ton groenten en fruit per jaar produceren.

Zo was de boerderij “

Viver Organoponico Alamar”, in het oosten van Havana, in de jaren negentig een moestuin van 0,7 hectare met 5 werknemers. Het bewerkt tegenwoordig een oppervlakte van 11,2 hectare met 147 mensen, waarvan er zo’n vijftig het niveau van ‘ingenieur’ hebben. De biologische landbouw is een technische en wetenschappelijke stap voorwaarts ten opzichte van de intensieve landbouw, waar de boer zich passief tevreden stelt met zakken meststoffen op zijn zaailingen te storten.

Het is noodzakelijk om landbouwkunde onder de knie te krijgen en de beste zaden voor de bodem en het klimaat te kennen. Het Cubaanse onderwijssysteem, dat bekend staat over de hele wereld maakt op dit vlak het verschil. Laten we niet vergeten dat Cuba 11% van de Zuid-Amerikaanse wetenschappers opleidt, terwijl het slechts 2% van de wereldbevolking vertegenwoordigt!

Onmiddellijk resultaat: Cuba is van een verbruik van 1000 ton meststoffen in 1990 naar 90 ton gedaald, en van 35 ton naar 1 ton voor pesticiden! Maar dat is nog niet alles: de agrobosbouw, die op zich al een vorm van herbebossing en gemengde landbouw is, maakt het Cubaanse landbouwsysteem echt veerkrachtig tegen natuurrampen zoals orkanen, die er vaak voorkomen. Door de diversificatie van de landbouw kunnen de productieverliezen, in tegenstelling tot bij intensieve monocultuur, worden beperkt. Door hogere, struikachtige planten te telen zoals bananen en guayabas en avocados samen met groenten eronder, worden de teelten beschermd. Bovendien houden bomen en struiken de bodemvochtigheid voor de onderliggende gewassen efficiënter vast, wat op zich al evenzeer een besparing is en ook het geleidelijk herstel van bodems die door klimaat- of vroegere chemische behandelingen zijn uitgedroogd, bevordert. Deze bestendigheid van de landbouw tegen klimatologische risico’s is een strategische factor van nationale soevereiniteit, rechtstreeks verbonden aan de Cubaanse agro-ecologie.

Dynamische groei van de verkochte productie van boeren (1988 = basis 100). Bron: Statistieken van het ANAP agro-voedsel organisatiedomein (geciteerd in Agroecologische Revolutie – Wanneer de boer ziet, gelooft hij, B. M. Sosa, A. M. Roque Jaime, D. R. A Lozano en P. M. Rosset. ANAP editie). De productie in 2008 werd zwaar getroffen door cyclonen.

Het is het socialistische systeem dat deze bovenbouw toelaat en ervoor zorgt dat de lokale biologische producten precies het tegenovergestelde zijn van wat er onder dit “label” in onze supermarkten te vinden is: bv. tomaten die in aquacultuur worden geteeld in dure kassen – bijna klinieken – en die in Frankrijk tegen te hoge prijzen worden verkocht na duizenden kilometers per vrachtwagen vanuit Spanje te hebben afgelegd…

Maar er is meer! Het echte geheim van deze groene revolutie in Cuba, dat evenzeer verband houdt met het socialisme als de wetten die de staat sinds 1991 heeft uitgevaardigd, ligt in de maatschappelijke organisatie: de massabewegingen. Hier blijkt dat de toepassing van een duurzaam landbouwbeleid en lokale agronomische niet “van bovenaf” kan komen maar “het werk van de werknemers zelf” moet zijn. Cubaanse organisaties, in de eerste plaats de ANAP (een vereniging van kleine Cubaanse boeren) rolden in 1997 een grote volksbeweging op het platteland uit: “campesino a campesino” (CAC) (“

Van boer tot boer”).

Die ging uit van de wetenschap dat landarbeiders best leren op hun eigen grond, als ze de resultaten zelf zien. Nieuwe landbouwtechnieken worden vaak (onterecht) met vooroordelen als complex of onrendabel benaderd. Maar de CAC-beweging is in alle uithoeken van het grondgebied doorgedrongen en heeft er democratisch georganiseerde en zichzelf besturende lokale collectieven opgericht om kennis en ervaring te leren en te delen.

De CAC-beweging werd bijna spontaan geboren in de boerenwereld van Midden-Amerika, op het Nicaraguaanse platteland, met name tijdens de Sandinistische revolutie in de jaren zeventig. Maar terwijl het in dertig jaar tijd ongeveer 30.000 Midden-Amerikaanse boerenfamilies bereikte, zijn sinds 1997 al meer dan 100.000 Cubaanse gezinnen – een derde van de boerenbevolking – aan dit avontuur begonnen!

Boeren spelen de centrale rol en de organisatie, opleiding en uitwisseling is bijzonder effectief in Cuba, zodanig dat de knowhow van de Cubaanse CAC-beweging vandaag de dag – net als de biologische compost zelf – via de internationalistische boerenbeweging Via Campesina, waar ANAP lid van is, naar Venezuela en Bolivia wordt geëxporteerd.

Ook de betrokkenheid van jongeren is groot: Cuba telt meer dan duizend jonge boerenbrigades (BJP’ s), samen ongeveer 10.000 jonge mensen die zich voor de landbouwresultaten van het eiland inzetten.

Last but not least ruimden de Cubaanse agro-ecologie en de CAC-beweging met haar democratische structuur eindelijk de overblijfselen van het patriarchaat op het platteland door vrouwen een volwaardige plaats in landbouwtaken te geven. De Cubaanse landbouwsector kent een zeer hoge mate van vervrouwelijking en integreert daarmee ook de vrouwen in de nationale productie, de basis voor de concrete en volledige emancipatie.

In 2006 meldde het bekende WWF in zijn jaarverslag dat Cuba als enige land ter wereld het niveau van “duurzame ontwikkeling” heeft bereikt, bevestigd door het Global Footprint Network, dat stelt dat de ecologische voetafdruk van Cuba tot de laagste ter wereld behoort. In 2008 noemde het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) Cuba een “rolmodel” voor de stedelijke en peri-urbane landbouw. In 2010 bevestigde de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) dat Cuba het enige land is dat zijn bosareaal in vijftig jaar tijd bijna heeft verdubbeld (van 14% in de jaren zestig tot 26% in 2010). Men blijft ook de natuurreservaten prijzen, die de trots zijn van de bewoners. 22% van het Cubaanse grondgebied is “beschermd”, 23 nationale parken waar biodiversiteit emblematisch is, 6300 beschermde plantensoorten, waarvan 51% endemisch.

Deze successen illustreren slechts een proces dat helaas niemand in het Westen wil kennen omdat het niet strookt met de strijd tussen imperialistische machten in een wereld in diepe milieucrisis. Cuba is het baken van de agro-ecologie geworden omdat het een ongekend hoog niveau heeft kunnen bereiken op het vlak van voedselveiligheid en soevereiniteit, de materiële basis van zijn onafhankelijkheid, door pesticiden in de voedselproductie te verbieden en vooral door die door de basis via de massaorganisaties en de top (de Cubaanse staat die op nationaal vlak reguleert en ingrijpt zonder lobbywerk van de agrobusiness) te verzekeren.investigaction

Blijf op de hoogte. Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Restez informé. Abonnez-vous à notre newsletter.