Geschiedenis van Cuba 12 (slot): Bush, ALBA, Fidel en Raúl (2003-)

President Bush drijft de confrontatie met Cuba op. Die bereikt een hoogtepunt ongeveer gelijktijdig met de invasie in Irak in de lente van 2003. Ondertussen waait echter een nieuwe linkse wind door Latijns-Amerika. In de zomer van 2006 wordt Fidel Castro ernstig ziek en neemt zijn broer Raúl de fakkel over.* In 2002 wordt niet langer prioriteit gegeven aan de suikerproductie. Door de lage prijzen en gebrekkige investeringen is de rendabiliteit van deze sector sterk gedaald. Er komen grote omscholingsprogramma’s om de arbeiders te recycleren naar andere sectoren, o.a. het toerisme. In september van dat jaar wordt James Cason benoemd als zaakgelastigde van de VS in Cuba. Hij komt uit de dichte omgeving van George Bush. Hij was betrokken bij de bloedige contra-oorlog in Nicaragua en bij Irangate, een echte havik dus. Zijn taak bestaat erin de politieke oppositie, die hopeloos verdeeld en versnipperd is, te verenigen en te organiseren. Gedurende maanden doorkruist hij het grondgebied op zoek naar politieke opposanten. Enkele miljoenen dollars moeten voldoende zijn om zo’n legertje ‘opposanten’ bij elkaar te kopen. Hij is aanwezig bij de oprichting van een nieuwe oppositiepartij en organiseert verschillende vergaderingen op zijn kantoor en bij hem thuis om dat doel te bereiken. Deze personen geven zichzelf uit als ‘dissident’ maar zijn in wezen agenten in dienst van een buitenlandse, vijandige grootmacht. Cason geeft ze financiële steun en belooft ze persoonlijke bescherming. In maart 2003 worden een zeventigtal opgepakt en berecht. Zaakgelastigde Cason (links) samen met politieke tegenstanders. Ondertussen zijn de Noord-Amerikanen begonnen met hun invasie in Irak. De oorlogseuforie slaat over naar Cuba. Hans Hertell, VS-ambassadeur van de Dominicaanse Republiek en persoonlijke vriend van Bush stelt dat de gebeurtenissen in Irak ‘een positief signaal zijn en een goed voorbeeld voor Cuba, waar het regime van Fidel Castro vorige week de arrestatie beval van meer dan 80 burgers enkel omwille van hun ideeën’.(1) Jeb Bush, broer van de president, spreekt ook dreigende taal en waarschuwt dat na Irak, Cuba wel eens het volgende doelwit zou kunnen zijn.”

Na het succes in Irak moeten we naar onze buur kijken. We moeten aan onze broeders in Latijns-Amerika en elders uitleggen dat een regime dat de mensenrechten niet respecteert, niet kan gehandhaafd worden.”(2) De arrestatie van de zeventig ‘dissidenten’ staat niet op zichzelf. Na elf september gaan er in de VS steeds meer stemmen op om Cuba aan te vallen. In het voorjaar van 2003 oefenen paramilitaire groepen in Florida openlijk met zware wapens voor een eventuele invasie. De VS sturen aan op een migratiecrisis. Bij een vliegtuigkaping worden de gijzelnemers bij aankomst in Flordia vrijgelaten. Het is een uitnodiging voor meer van dat. Tussen 19 maart en 10 april zijn er liefst 29 kapingen of pogingen daartoe. Bij de kaping van een boot worden twee Franse toeristen met de dood bedreigd. Naar aanleiding van de kapingen verklaart Kevin Whitaker, hoofd van het Cubabureau van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS, dat deze gijzelingen beschouwd worden als een ernstige bedreiging voor de nationale veiligheid van de VS. Zo’n situatie kan aanleiding geven tot een totale militaire blokkade, wat dan onvermijdelijk zal uitdraaien op een militaire confrontatie. De Cubaanse overheid wil paal en perk stellen aan deze golf van gijzelingen. De gijzelnemers van de laatste bootkaping worden veroordeeld tot zware gevangenisstraffen, drie kapers worden geëxecuteerd. De gijzelingen houden op, maar de doodstraffen samen met de opsluiting van de zeventig ‘dissidenten’, lokken in het buitenland protest uit en beschadigen het imago van Cuba. In 1998 heeft Chávez blijkbaar een trend gezet. Bij het begin van de eenentwintigste eeuw zien we een kentering in Latijns-Amerika. Na twintig jaar neoliberaal bewind waait een nieuwe, linkse wind over het continent. In de meeste landen worden een linkse of centrum-linkse kandidaat gekozen tot president. Dat verzwakt de positie van de VS en versterkt die van Cuba. De samenwerking tussen Cuba en Venezuela wordt steeds hechter. Cuba levert dokters, Venezuela zorgt voor goedkope petroleum en belangrijke investeringen. Belangrijke nieuwe investeringen zijn er ook van Brazilië, China en Canada.

In 2004 wordt de ALBA, het Bolivariaanse alternatief voor Latijns-Amerika opgericht. Dat samenwerkingsverband moet een tegenhanger vormen voor de ALCA, het vrijhandelsakkoord dat de VS aan Latijns-Amerika wil opdringen. Cuba en Venezuela zijn de eerste leden, daarna volgen Bolivia, Nicaragua en Dominica. Ecuador, Uruguay, de Dominicaanse Republiek en het eilandje St Kitss worden waarnemende leden. Meer dan ooit vervult Cuba internationale missies. In 2006 zijn er dertig duizend artsen actief in zeventig landen en heeft Cuba al meer dan één miljoen blinde of slechtziende mensen het zicht terug geschonken in zesentwintig landen in het kader van Operación Milagro (Operatie Mirakel). Vijfentwintig duizend studenten uit honderdtwintig landen studeren gratis aan Cubaanse universiteiten. Na vijftien jaar Speciale Periode is de economie ongeveer hersteld van de zware klap van het begin van de jaren negentig. De economische omstandigheden zijn veel gunstiger en de tijd is rijp om een aantal ernstige en structurele problemen aan te pakken. Eind 1995 lanceert Fidel een frontale aanval tegen de wijdverspreide corruptie. Jonge maatschappelijk assistenten worden bijvoorbeeld ingezet aan de tankstations om de fraude te bestrijden. In de zomer van 1997 klaagt Raúl het gebrek aan efficiëntie aan, o.a. in de voedselproductie. Het is het startschot van een grote bevraging van het volk, zoals dat gebeurde bij het begin van de Speciale Periode met de Parlementos Obreros. In maart 2008 is die bevraging afgerond en wordt een begin gemaakt van een reeks hervormingsmaatregelen. Ondertussen is Fidel ernstig ziek geworden en heeft hij zich teruggetrokken uit het openbaar leven. De speeches van weleer worden nu vervangen door Reflexiones (geschreven opiniestukken). In februari 2008 kondigt hij aan niet langer kandidaat te zijn voor het presidentschap. Raúl wordt door het parlement verkozen als zijn nieuwe opvolger. In de herfst van dat jaar brengen drie orkanen nooit geziene vernielingen aan op het eiland, de schade loopt op tot een vijfde van het BNP – en dat terwijl ook de wereldwijde crisis zich in Cuba sterk laat voelen. Begin juni 2009 krijgt Cuba op een top in Honduras de toelating om toe te treden tot de Organisatie van de Amerikaanse Staten, maar het land bedankt ervoor. In de zomer van 2010 verschijnt Fidel opnieuw in het publiek.

Onder de dekmantel van een humanitaire hulporganisatie installeren de VS op het eiland Zunzuneo, een Cubaanse versie van Twitter, met als doel een ‘Cubaanse lente’ uit te lokken. De poging mislukt en wordt afgebroken in 2012. Associated Press brengt dit twee jaar later aan het licht.

In 2011 organiseert de communistische partij zijn zesde congres, die in het teken staat van de herstructurering van de economie. Bij de voorbereiding ervan wordt de bevolking massaal geconsulteerd. Het congres zet het licht op groen voor een hele reeks richtlijnen en maatregelen: versoepeling van het werken voor eigen rekening, het schenken van grond in vruchtgebruik, vrij verkoop van huizen en wagens, aantrekken van buitenlandse investeerders, toelaten van krediet, … In begin 2012 is er een belangrijke partijconferentie die zich buigt over de werking van de partij.

In Latijns-Amerika geraken de VS steeds verder geïsoleerd. In december 2011 wordt de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caraïbische staten (CELAC) opgericht. Voor het eerst in de geschiedenis ontstaat een regionaal orgaan van de volledige Latijns-Amerikaanse regio (inclusief de Caraïben) zonder de VS en Canada. In 2013 wordt Cuba voorzitter van dit regionaal blok. In maart 2012 brengt paus Benedictus XVI een bezoek aan Cuba. Hij heeft o.a. een onderhoud met Fidel Castro. Op het einde van dat jaar versoepelt Havana de regeling om naar het buitenland te reizen. Voortaan kunnen Cubanen vrij naar het buitenland reizen, tenminste als ze een inreisvisum hebben van het land van bestemming.

In februari 2013 wordt Raúl Castro opnieuw verkozen tot president. Hij geeft aan dat het zijn laatste termijn zal zijn. Miguel Díaz-Canel (1960) wordt verkozen tot vicepresident van de staatsraad en wordt meteen getipt als opvolger van Raúl. In april krijgt René González, een van de Cuban Five, de toestemming om naar Cuba terug te keren om de begrafenis van zijn vader bij te wonen. Begin mei krijgt hij de permissie om definitief in Cuba te mogen blijven. In februari 2014 heeft zijn collega Fernando González zijn straf uitgezeten en kan hij na meer dan vijftien jaar gevangenis ook terugkeren naar zijn vaderland.

In 2014 wordt een Speciale Economische Zone opgericht, vlakbij de grote nieuwe haven van Mariel, op 50 km van Havana. De haven moet dienen als belangrijke hub voor de Carriben en de Mexicaanse Golf. Ook keurt het parlement een nieuwe wet toe om buitenlandse investeerders aan te trekken.

Eind 2014 sluiten Raúl Castro en Barak Obama een historisch akkoord. De economische en diplomatieke relaties tussen beide landen zullen genormaliseerd worden. De drie resterenden van de Cuban Five worden vrijgelaten in ruil voor twee agenten van de VS die in Cuba gevangen zaten. In april 2015 neemt Raúl Castro deel aan de top van de Amerikaanse landen, waar hij een ontmoeting had met president Obama. Daarmee komt een einde aan 53 jaar uitsluiting van Cuba uit de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS). In maart 2016 brengt president Obama een historisch bezoek aan Cuba. Het is een verdere stap in de ontdooiing van de relaties tussen de VS en Cuba, maar de blokkade blijft gehandhaafd en de VS weigeren nog steeds de militaire basis in Guantánamo te sluiten en terug te geven aan Cuba. Kort nadien normaliseert ook de Europese Unie zijn relaties met het eiland en wordt de ‘Common Position’ opgeheven.

In april houdt de communistische partij zijn zevende congres. De hervormingen en actualisering van de economie, op gang gebracht sinds het vorig congres, worden bekrachtigd. Het is het laatste congres dat voorgezeten wordt door de historische revolutionaire leiding. Ook Fidel houdt er – wellicht voor het laatst – een toespraak. Deel 1: De koloniale periode en de onafhankelijkheidsstrijdDeel 2: De Republiek (1902-1953)Deel 3: De gewapende strijd (1953-1959)Deel 4: De revolutie krijgt vorm (1959-1960)Deel 5: Ontstaan en uitbouw van het socialisme (1961-75) (1)Deel 6: Ontstaan en uitbouw van het socialisme (1961-75) (2)Deel 7: Verdere uitbouw van het socialisme (1975-1986)Deel 8: De Rectificatie (1986-1989)Deel 9: De Speciale Periode (1990-)Deel 10: Hervormingen en diplomatiek isolement (1994-1998)Deel 11: Diplomatieke successen en Batalla de ideas (1998-) Tijdslijn Noten: * Dit artikel verscheen in gewijzigde vorm in Demuynck K. & Vandepitte M., De Factor Fidel, Antwerpen 2008, hoofdstuk 1. (1)El Expresso, 13 april 2003.(2) www.americas.org/news/nir/20030420_is_iraq_an_exemple_.asp.

Blijf op de hoogte. Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Restez informé. Abonnez-vous à notre newsletter.