Een arme buurt in Chicago neemt een voorbeeld aan Cuba om kindersterfte te bestrijden

In de afgelopen maanden hebben medische professionals uit het zuiden van Chicago een nieuwe tactiek getest om het kindersterftecijfer in het gebied te verminderen: het vinden van vrouwen op vruchtbare leeftijd en hen over zowat alles bevragen, werkelijk alles.“Heeft u de afgelopen 12 maanden problemen gehad met insecten, knaagdieren of schimmels?”. Dr. Kathy Tossas-Milligan, epidemioloog, vroeg het Yolanda Flowers tijdens een recent bezoek aan haar huis in de buurt van Englewood Chicago: “Heb u ooit uw tanden laten trekken of laten bekronen omdat u een gaatje had?”. Hoewel het weinig te maken lijkt te hebben met het moederschap, komen deze vragen voor in het handboek van de nieuwe mentors uit Chicago: artsen van het Cubaanse Ministerie van Volksgezondheid. Terwijl Tossas-Milligan de enquête beheerde, zaten er twee Cubaanse artsen mee te observeren.

Cuba, een arm land waar veel auto’s op de weg al meer dan een halve eeuw rondbollen, lijkt misschien wel een onwaarschijnlijk model te bieden voor de gezondheidszorg in de Verenigde Staten. Toch is het kindersterftecijfer er met 4,3 per 1.000 kinderen lager dan in de Verenigde Staten waar dit 5,7 per 1.000 kinderen is, volgens gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie uit 2015.

Bovendien is het Cubaanse kindersterftecijfer veel beter dan het kindersterftecijfer in enkele van de armste delen van de Verenigde Staten. In de Englewood wijk, bijvoorbeeld, halen 14,5 baby’s per 1.000 kinderen het zelfs niet tot hun eerste verjaardag. Dat is een cijfer vergelijkbaar met de oorlogssituatie in Syrië. “Cuba is geen rijk land”, zegt Dr. José Armando Arronte-Villamarin, één van de Cubaanse artsen. “(dus) moeten we menselijke oplossingen ontwikkelen op het niveau van de eerstelijnsgezondheidszorg”.

Gezondheidswerkers aan de Universiteit van Illinois voeren daarom nu onderzoek op de Cubaanse wijze en leggen huisbezoeken af in Englewood. “Soms vind je antwoorden op de meest onverwachtse plaatsen”, zegt Tossas-Milligan. “Het is soms moeilijk voor ons om de realiteit onder ogen te zien omdat we er op de een of andere manier niet in zijn geslaagd om onze babyzorg op peil te houden, ongeacht onze grote uitgaven”. De huisbezoeken kwamen voort uit een partnerschap tussen het Cubaanse Ministerie van Volksgezondheid en het Oncologisch Centrum van de Universiteit van Illinois.

Drie Cubaanse artsen en een verpleegster toerden van augustus tot december rond in Chicago en bezochten er samen met hun Amerikaanse collega’s de huizen van 50 vrouwen van vruchtbare leeftijd in Englewood. In ruil voor een salaris van $50, beantwoordden de vrouwen tientallen vragen over onderwerpen die varieerden van de staat van hun woning tot hun emotioneel welzijn.

Het project wordt gefinancierd met een subsidie van 1 miljoen dollar van de W.

K Kellogg Foundation, die ook enkele gezondheidswerkers betaalde om Cuba te bezoeken. In Chicago zijn de onderzoekers van plan om de verzamelde gegevens te gebruiken om vrouwen in te delen in 4 risicogroepen. Degenen die het grootste risico lopen zullen worden geadviseerd om extra huisbezoeken te ontvangen. Het idee, aldus Tossas-Milligan, is om de medische problemen van deze vrouwen in een vroeg stadium en thuis al zoveel mogelijk aan te pakken om dure ziekenhuisfacturen te vermijden. “Wat we hopen te ontdekken zijn problemen in Englewood die echt een impact hebben op de gezondheid, die anders niet worden opgepikt.”. Zulke problemen, zegt hij, “kunnen artsen niet vaststellen wanneer ze een vrouw behandelen en haar slechts een pil voorschrijven”.

Een vraag die het team bijvoorbeeld stelde aan de vrouwen is wanneer ze voor het laatst een tandarts heeft bezocht. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat tandvleesaandoeningen zich tijdens een ziekenhuisbezoek van een toekomstige moeder zullen voordoen, is dit in verband gebracht met vroeggeboorte. In haar interview zei Yolanda Flowers dat ze “sinds 1999 of 2000” niet meer bij een tandarts was geweest, wat ze verklaarde door een gebrek aan verzekering en angst voor de tandarts. En met haar 47 jaar heeft Flowers een moeilijk verloskundig verleden achter de rug: 3 miskramen en een vroeggeboorte. Haar baby overleefde het niet.

Flowers, die zei dat ze een “basisverzekering” had of dat ze gedurende een groot deel van haar volwassen leven een Medicaid verzekering had, probeerde in 2003 voor het eerst zwanger te worden van haar verloofde. Ze bezocht een dokter, die volgens Flowers, dacht dat ze een eierstokcyste had. Maar voordat ze verder gingen, stierf de verloofde van Flowers plotseling door een ongeluk. In 2009 probeerde ze weer zwanger te worden en bezocht ze een andere dokter om hulp te krijgen. Deze dokter, aangeboden onder een andere ziektekostenverzekering, was niet op de hoogte van haar geschiedenis, zei Flowers, “omdat je slechts een beperkte tijd hebt bij dokters, en er was zoveel om te vermelden”.

Tossas-Milligan en Arronte-Villamarin zeiden dat zelfs als Flowers niet probeerde om zwanger te worden, deze informatie wel belangrijk om weten is voor een dokter. Door deze informatie op een centrale plaats beschikbaar hebben kunnen problemen vermeden worden die ook andere moeders in de buurt kunnen overkomen. Amerikaanse gezondheidswerkers willen dit systeem daarom graag uitbreiden om andere belangrijke gezondheidsproblemen aan te pakken in gebieden van de stad die momenteel nog niet in aanmerking komen voor deze steun. Deskundigen die het Cubaanse gezondheidsstelsel hebben bestudeerd, zeggen dat het idee de moeite waard is om te onderzoeken, maar dat het veel meer vergt dan huisbezoeken en gezondheidsonderzoeken.“Wanneer een arts of team (in Cuba) vindt dat er problemen zijn in een gezin (…) en ze denken dat het een invloed heeft op de zwangerschap van de vrouw, krijgen ze hulp”, aldus Dr. Mary Anne Mercer, gewezen professor aan de Universiteit van Washington. Mercer merkte op dat Cuba weliswaar arm is, maar toch middelen garandeert voor vrouwen uit risicogroepen. De inspanningen van Chicago kunnen wel de vrouwen in Englewood identificeren die behoefte hebben aan voeding of andere huisvesting, maar ze zouden een manier moeten vinden om aan die behoeften te voldoen.“Denkend aan een zeer arm, laag-inkomen en achtergesteld milieu in de Verenigde Staten, denk ik niet dat wij die middelen hebben”, zegt Mercer. “Dus het is natuurlijk leuk om te kunnen zeggen: “Ja, we zouden dat kunnen doen, als we die middelen zouden willen besteden, maar ik ben er niet van overtuigd dat we dat zouden kunnen”.“… dat we dat zouden doen”, corrigeert Mercer zichzelf, “ik ben er niet van overtuigd dat we het zouden doen”. Washingtonpostvert.: Julie Rausenberger

Blijf op de hoogte. Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Restez informé. Abonnez-vous à notre newsletter.