Ik heb met stijgende verbazing je verslag gelezen over je verblijf op Cuba. Verbazing, omdat ik om een of andere reden niet verwacht had dat jij zo categoriek zou oordelen over het Cubaanse regime.
Misschien komt dat door een uitspraak van jou in een interview met De Morgen, lang geleden. Daarin zei je dat je het socialisme een veel nobeler streven vond dan het kapitalisme. Ik heb die uitspraak altijd onthouden. Nu schrijf je dat voor jou dat socialisme alle glans verloren heeft.‘Ik heb Cuba gezien’ , zeg je aan het eind van je verslag, en je bent naar huis teruggekeerd met een heel onbehaaglijk gevoel. Wel, ik heb Cuba ook gezien, vorige zomer nog. Maar blijkbaar hebben wij een heel ander land gezien.
Mijn belangstelling voor Cuba is relatief jong. El Ché heeft nooit boven mijn bed gehangen. Ik heb nooit gedweept met politieke iconen. Neem van die jongens mee wat bruikbaar is en integreer het in een gedachtegoed dat van deze tijd is, denk ik zo – iets waar op Cuba zeker wat doortastender werk van gemaakt kan worden. Maar voor mij heeft de socialistische ideologie, ondanks de vele zwarte bladzijden in haar geschiedenis, nog niet afgedaan. Als dat voor jou wel zo is, dan kan ik dat alleen betreuren.
Het aantal botte ‘waarheden’ dat je over Cuba poneert, is te groot om er zomaar eventjes een aantal dingen tegenover te zetten. Je hebt maar liefst zes bladzijden ruimte gekregen om de Cubaanse revolutie, die ondertussen haar vijftigste jaar ingaat, af te doen als één grote leugen en de leiders van het regime te brandmerken als schoften. Ik zou graag een antwoord geven op alle – naar mijn mening – onwaarheden die je neerschrijft, maar binnen het bestek van deze brief lijkt me dat onmogelijk.
Je zal mij niet horen zeggen dat Cuba een paradijs is. Dat is het absoluut niet. De Cubaanse samenleving kampt met huizenhoge problemen. Alle Cubanen klagen. Over hoe moeilijk het leven is, hoe duur alles is, over de tekorten, over het gebrek aan mogelijkheden. En gelijk hebben ze. Maar na elk beklag heb ik zelden iets anders gehoord dan een steunverklaring aan het socialisme én aan Fidel.
Om tot een eerlijke inschatting te komen van het Cubaanse socialisme, moet voor mij ernstig rekening gehouden worden met twee feiten. Ten eerste mag niet uit het oog verloren worden dat Cuba een derde wereldland is. Cuba moet dan ook in die context geëvalueerd worden. Een vergelijking met onze welvarende wereld is oneerlijk. Wanneer je Cuba vergelijkt met andere derde wereldlanden, dan pas wordt duidelijk wat de verdiensten van het socialisme zijn. Die sociale verdiensten (op het vlak van gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, werk, voedsel,…) zijn geen idealistische spinsels, het zijn met glasheldere cijfers (van onder meer de VN) te staven feiten.
Ten tweede is Cuba een land dat gedurende vijftig jaar in een permanente staat van (koude) oorlog verkeert en tegen een permanente dreiging van een militaire aanval en terreuraanslagen aankijkt. De anti-Castro organisaties in Miami schuwen geen enkel middel om het regime in Havana onderuit te halen, ook niet de terreur (met medeweten en waarschijnlijk zelfs medewerking van de CIA). Dat Washington bereid is om een militair offensief tegen Cuba te beginnen, is geen geheim. Deze permanente externe bedreiging bepaalt noodgedwongen een aantal beleidselementen – controle, inperking van een aantal vrijheden,… – die vaak zeer paranoïde overkomen, zeker niet toe te juichen zijn, maar in de context van de aanhoudende pogingen tot destabilisatie niet onbegrijpelijk zijn.
Als je Cuba bekijkt met deze twee condities in het achterhoofd, dan komen zowat alle kritieken die je formuleert in een heel ander licht te staan en zijn het soort botte conclusies als Fidel=schoft of de Revolutie=leugen naar mijn gevoel toch niet zo vlot te verkopen.‘Fidel Castro is een genie. Hij is een humanist, net als president Clinton. Cuba is gewoon een paradijs.’ Het zal misschien verbazen, maar die uitspraak is van Jack Nicholson. Hij zei dit in 1998, na een drie uur durend onderhoud met El Commandante. Is Nicholson een socialist? Dat lijkt me sterk. Maar hij zei verder nog dat Clinton en Fidel dringend eens aan tafel moesten gaan zitten. Ik denk dat Jack Nicholson met zijn statement een lans wilde breken voor een normalisering van de relaties tussen de VS en Cuba. En daarmee raakt hij de kern van de zaak. Alleen als Cuba, in een genormaliseerde verhouding tot de rest van de wereld, het recht krijgt om zijn samenlevingsmodel vrij van elke inmenging, boycot en bedreiging te ontwikkelen, dan pas zal het Cubaanse socialisme zichzelf recht kunnen doen.
Er bestaat wellicht niet die ene, absolute waarheid over Cuba, over Castro en de Revolutie. Maar het beeld dat jij in je dagboek hebt genoteerd, komt mij al te karikaturaal over. Het strookt eenvoudig niet met wat ik zelf gezien, gehoord en gelezen heb. Daarom wil ik zeker nog terug, om verder te verifiëren wat ik nog altijd wil geloven: dat het Cubaanse model een waardevol en leerrijk socialistisch project is, dat verdiend om tegen het almaar luider klinkende hoongelach van de vrije markt verdedigd te worden. Als het zover is, zal ik de redactie van Humo daarvan zeker op de hoogte brengen, mijn dagboek zal geheel ter beschikking zijn.
Genegen,Dirk Tuypensacteur