Waarom de 1%-intellectuelen en -politici Cuba in het vizier nemen

Bij het overlijden van Fidel Castro en in een poging om links te diskwalificeren trokken en trekken de 1%-intellectuelen en -politici alle registers open. Wie niet mee doet met dit Cuba-bashen wordt gemarginaliseerd. Waarom toch ligt dit kleine eiland zo in het vizier bij (extreem-)rechts?

Vooraf dit. Met modder gooien naar Cuba is bij uitstek een ‘Westerse’ bezigheid. Het is een merkwaardige vaststelling dat hoe rijker een land is hoe negatiever het staat t.a.v. de Cubaanse revolutie. In de landen van het Zuiden bekijkt men het eiland met heel andere ogen. Daar kijkt men met bewondering hoe het kwetsbare landje in staat is gebleken om een eigen, autonome koers te varen t.a.v. het Westen en hoe het land met zeer weinig economische middelen op sociaal vlak uitstekende resultaten boekt en hoe het land een toonbeeld is van internationale solidariteit.

Naar aanleiding van de dood van Fidel, benoemde Modi, de premier van ‘de grootste democratie’ van de wereld, hem als één van de meest iconische figuren van de twintigste eeuw. Cuba werd met tweederde meerderheid verkozen in de VN-commissie voor de mensenrechten en is al tweemaal voorzitter geweest van de Niet Gebonden Landen, die zowat driekwart van de wereldbevolking vertegenwoordigen.

Waarom nu wordt de Cubaanse revolutie zo onder vuur genomen door de 1%-intellectuelen en -politici bij ons? Ik zie minstens vier belangrijke redenen. Alle vier hebben ze te maken met het gegeven dat Cuba de premissen van de westerse heerschappij onderuit haalt. Ik zet ze hieronder op een rij.1. Wie arm is moet zijn lot aanvaarden en in de pas lopenAls de landen in het Zuiden hun eigen koers beginnen varen, waar gaat dat eindigen? Een groot deel van de welvaart van de eerste wereld is gebaseerd op voor ons voordelige Noord-Zuidverhoudingen. Die wereldorde wil men te allen prijze behouden. Spelers als Cuba, die de voortrekkers zijn van een andere wereldorde worden best uitgeschakeld of geneutraliseerd.

Sinds het begin van de negentiende eeuw beschouwde de VS Latijns-Amerika als zijn wingewest. Daar kwam veel verzet tegen, maar de ontelbare revoltes werden in bloed gesmoord. Het Pentagon leidde de Latijns-Amerikaanse militairen op en zo nodig organiseerde Washington een staatsgreep om de bevolking onder de knoet te houden. Wie in opstand kwam werd genadeloos afgeslacht. Er was schijnbaar geen ontkomen aan.

Dat was tot 1959. Wat niemand voor mogelijk achtte werd toen in Cuba gerealiseerd. De Noord-Amerikanen werden buiten gekieperd en de overheersing ongedaan gemaakt. Voortaan zou het land een eigen onafhankelijke koers varen los van de grote broer. Als een klein kwetsbaar land daar al toe in staat was, dan was dat zeker ook het geval voor grotere landen uit de buurt. Cuba creëerde m.a.w. een gevaarlijk voorbeeld voor de regio. Het kon de eerste domino zijn van een heel reeks andere. In dat scenario dreigde de VS zijn controle over heel het continent kwijt te spelen.

In 1964 waarschuwde het State Department (ministerie van BZ) van de VS als volgt: “Het eerste gevaar waarmee we geconfronteerd worden door Castro is gelegen … in het impact dat het louter bestaan van zijn regime heeft op de linkse beweging in veel Latijns-Amerikaanse landen. … Het simpele feit is dat Castro de VS succesvol weet te trotseren, het is een negatie van heel ons beleid in het westelijk halfrond van bijna anderhalve eeuw.” Daarom werd Cuba een obsessie voor alle achtereenvolgende presidenten in het Witte Huis. Het land werd getrakteerd op tientallen terreuraanslagen en moordaanslagen (vaak met steun van de CIA), een militaire interventie en de langstdurende economische blokkade uit de wereldgeschiedenis.

Het mocht niet baten. De Cubanen hielden stand. Meer nog, samen met Venezuela richtten ze de ALBA op (Bolivariaanse Alliantie voor de Volkeren van Ons Amerika. Deze alliantie heeft een sleutelrol gespeeld in de integratie van Latijns-Amerika en de blokvorming tegen de VS de laatste tien jaar. Daarmee heeft de invloed van Washington op de regio het diepste punt bereikt sinds het begin van de 19de eeuw. In mindere mate geldt dit ook voor Europa.2. There Is No AlternativeDe overheersing van de 1% ten koste van de 99% is gebaseerd op het mantra dat het kapitalisme nu eenmaal de beste maatschappijvorm is en dat er geen alternatief voor bestaat. Als een kritische meerderheid daar niet meer in gelooft, dan valt het hele systeem in duigen. Daarom moet elk land dat het tegenovergestelde bewijst of dat minstens in vraag stelt, keihard aangepakt worden.

Bij ons stelt één op tien gezinnen medische zorg uit omwille van financiële redenen. Van de scholieren verlaat één op acht hier het secundair onderwijs zonder diploma. In totaal loopt één of vijf Belgen het risico op armoede. En zelfs dan nog vindt de politieke elite dat we moeten besparen op de sociale uitgaven, ‘er is nu eenmaal geen alternatief’.

In Cuba zijn zo’n toestanden ondenkbaar. Zeker, de koopkracht is er veel lager dan bij ons, maar er is zowel gratis gezondheidszorg als onderwijs. De lonen zijn laag, maar er is wel volledige tewerkstelling en volgens de VN behoort het percentage mensen dat onder de ‘menselijke armoededrempel’ leeft, zo’n 4 à 5 procent tot de laagste van de wereld. Op het vlak van levensverwachting, kindersterfte, onderwijsniveau, enz. haalt Cuba een score rond het gemiddelde van de OESO, de club van rijke landen.

Met vallen en opstaan is Cuba erin geslaagd een ander maatschappijproject uit te bouwen waarin niet de winst centraal staat, maar de sociale, intellectuele en culturele ontwikkeling van de bevolking. Indien Latijns-Amerika dezelfde medische verzorging en sociale omkadering zou bieden als Cuba zouden er jaarlijks 130.000 kinderen minder sterven.

Op dit moment opereren ongeveer 50.000 Cubaanse gezondheidswerkers van wie de helft artsen in meer dan 60 landen en werden sinds 1998 al 20.000 dokters uit 123 landen gratis opgeleid. Indien de VS en Europa dezelfde inspanning zouden leveren als Cuba, dan zouden ze samen 2 miljoen artsen uitsturen in de wereld en er nog eens meer dan een miljoen hebben opgeleid de afgelopen 15 jaar. Het tekort aan gezondheidswerkers in het Zuiden zou op slag opgelost zijn.

Volgens de laatste berekening van de Wereldbank is er jaarlijks 160 miljard dollar nodig om de ergste armoede uit de wereld helpen. Dat is 0,5% van wat er op de belastingparadijzen verborgen ligt. Cuba realiseert zijn hoge sociale score met een inkomen per inwoner dat minstens vijf keer zo laag is als het onze. Als Cuba dat al kan met zo weinig middelen, tot welke realisaties zouden wij dan al niet in staat zijn? Alleen moeten er dan wel fundamenteel andere maatschappelijke keuzes gemaakt worden, en dat is het laatste waar de 1% wil van horen. De realisaties van Cuba doen de rijke landen blozen. Zo’n stielbederver kan niet geduld worden.

Op ecologisch vlak zien we iets gelijkaardigs. Het kapitalisme is niet in staat om de opwarming van de aarde efficiënt aan te pakken. Cuba toont dat dit wel kan, zelfs zonder afbreuk te moeten doen aan de sociale verwezenlijkingen. Volgens World Wildlife Fund en UNDP (VN-organisatie voor armoede en ontwikkeling) is Cuba het enige land dat een zeer hoge sociale ontwikkeling combineert met een lage ecologische voetafdruk.3. Laat de politiek over aan de politici“We have the best Congress that money can buy” zei de Amerikaanse komiek Rogers ooit. Ons systeem van representatieve democratie is inderdaad perfect op maat geschreven van de elite, althans in perioden van economische stabiliteit. Het breed uitgesponnen ritueel van verkiezingen op basis van diverse partijen geeft het systeem de nodige legitimiteit, terwijl het in feite de burger herleidt tot passief kiesvee. Om de zoveel jaar mag hij een bolletje kleuren. Bij de belangrijke beslissingen wordt hij niet betrokken of geraadpleegd, die moet hij overlaten aan de beroepspolitici.

Wat gekozen wordt is niet zozeer een beleid of een politiek programma, want de diverse partijprogramma’s verschillen nauwelijks van elkaar. Wat we kiezen is het politiek personeel die het – door de 1% voorgeprogrammeerde – beleid zal gaan uitvoeren. Zoals Jan Blommaert het zo treffend verwoordt: “We hebben dan, met onze “vrije verkiezingen” wel geen éénpartijstaat, nee. Maar misschien wel een “één-regime-staat” waarin welke keuze men ook maakt tijdens verkiezingen, de uitkomst in grote trekken dezelfde zal zijn. Andere mensen, zelfde beleid.”De besluitvorming op Cuba is sterk gestroomlijnd, te sterk naar onze normen. Van een kibbelkabinet is geen sprake, integendeel. Maar wat niet geweten is en in de westerse media ook volledig wordt verzwegen is dat de Cubanen, naast vijfjaarlijkse parlementsverkiezingen een uniek consultatiesysteem hebben uitgebouwd. Voor alle belangrijke beslissingen wordt de bevolking uitvoerig geraadpleegd en wordt gezocht naar een consensus. Het is die consensus die bepalend is of een maatregel al dan niet wordt uitgevoerd.

Zo werd in de jaren negentig de bevolking in zogenaamde arbeidersparlementen maandenlang geraadpleegd over de ingrijpende economische hervormingen: het al dan niet toelaten van massatoerisme, het legaliseren van de dollar, het invoeren van belastingen, het terugdringen van het overheidstekort, de grondige hervormingen in de landbouw, enz. Hetzelfde is gebeurd naar aanleiding van de ‘actualisering van de economie’ de voorbije jaren. Zonder breed draagvlak wordt in Cuba geen enkel maatregel getroffen. Dat verklaart onder meer waarom de Cubaanse regering ondanks soms heel moeilijke omstandigheden toch kan rekenen op een grote steun van de bevolking.

Indien wij dit systeem hadden dan was er al lang een miljonairstaks doorgevoerd, was er van indexsprong geen sprake geweest en zouden de pensioenen niet opgetrokken zijn tot 67 jaar. Wellicht zouden we nu ook al een werkweek hebben van rond de 30 uur. Het zijn voorstellen waarvoor bij de bevolking een grote meerderheid te vinden is, maar die merkwaardig genoeg in de parlementen geen meerderheid krijgen, als ze er al aan bod komen.

In zekere zin is het Cubaans systeem zowat het spiegelbeeld van het onze. Hier worden allerlei filters ingebouwd om te verhinderen dat de werkende bevolking het in het parlement voor het zeggen kan hebben, denk alleen maar aan het belachelijk laag percentage van ‘arbeiders’ in de westerse parlementen. In Cuba is het net andersom, daar vind je in het parlement een weerspiegeling van de bevolking.

Onze economie en ons politiek stelsel wordt gedomineerd door de multinationals en de grote kapitaalgroepen. In Cuba heeft men die macht gebroken en is ze vervangen door de CTC, de koepel van de verschillende vakbondscentrales. Als dat geen nachtmerrie is voor de rechterzijde.4. Laat het debat over aan de grote mediaOverheersende elites proberen overal zoveel mogelijk de actieve instemming te krijgen van de meerderheid van de bevolking. Geweld als het moet, ideologische beïnvloeding als het kan. Voor het creëren van die consensus, die ook omschreven wordt als ‘eenheidsdenken’, worden vandaag ontzaglijk meer middelen en energie besteed dan ooit tevoren. Dat is ook nodig omdat de bevolking nu veel meer geschoold is en zichzelf kan informeren. Voor dit eenheidsdenken zijn de massamedia cruciaal geworden.

In de westerse landen wordt het publieke debat voornamelijk in de media gevoerd. Maar het is nog correcter om te zeggen dat het debat door de media wordt gevoerd. Het zijn de massamedia die de krijtlijnen van het debat bepalen. Die media zijn grotendeels in handen van grote kapitaalgroepen. Zij hebben in de eerste plaats commerciële motieven maar ze vervullen tezelfdertijd een sterke ideologische functie.

Met een jaarlijkse omzet van 3.000 miljard dollar heeft de bewustzijnsindustrie reusachtige proporties aangenomen. Voor het bestoken van onze geesten geeft het kapitaal vandaag ongeveer evenveel uit als er wereldwijd aan onderwijs wordt besteed. Dat is ook bijna het dubbele van wat aan wapens wordt uitgegeven.

Op het Amerikaans continent zijn net zoals bij ons alle belangrijke media in handen van grote kapitaalgroepen, maar daar komt nog bij dat die bijna allemaal uitgesproken pro-VS zijn of in handen van VS-kapitaal. Stel u voor dat onze belangrijkste media gecontroleerd zouden worden door Rusland. We zouden dat als een gruwel ervaren. Nochtans is dat ongeveer de situatie van Latijns-Amerika met de VS-media. In Cuba komt daar nog bij dat de VS jaarlijks miljoenen dollars op zijn begroting zet om de revolutie in een kwaad daglicht te plaatsen via subsidie aan journalisten, redacteurs, uitgevers, tv-stations, enz.

In Cuba heeft men de greep van de bewustzijnsindustrie gebroken en zijn de massamedia in handen van sociale organisaties of van de overheid. Dat belet echter niet dat bijvoorbeeld de katholieke kerk verschillende tijdschriften en publicaties uitgeeft en ook eigen websites heeft, waar je zeer afwijkende visies vindt t.a.v. de officiële standpunten. Je kan je zeker afvragen of Cuba niet meer tegensprekelijk debat zou moeten organiseren op TV en in de kranten. Maar daarbij moet je voor ogen houden dat het maatschappelijk debat er niet in of door de media wordt gevoerd, maar in de wijken, op de werkvloer, in de vakbonden, in vrouwen- en jongerenverenigingen.

Wat er ook van zij. In Cuba heeft de westerse bewustzijnsindustrie weinig of geen vat op de bevolking, dus ook geen reclame-inkomsten of ideologisch impact. Als andere landen in de regio dat voorbeeld zouden navolgen dan zou dat verstrekkende gevolgen hebben voor die industrie, maar ook voor de ideologische controle op de bevolking van het Zuiden. Dat is een vierde en niet onbelangrijke reden waarom de Cubaanse revolutie zo in het vizier ligt van de 1%.

NaschriftWe leven in tijden waar ideologische scherpschutters heel actief zijn. Daarom zet ik graag nog een aantal puntjes op de i. Met dit artikel spreek ik geen oordeel uit over de Cubaanse revolutie zelf, maar probeer ik aan te geven waarom het zo in de vuurlinie ligt. Daarmee wil ik geenszins de fouten, problemen of zwaktes wegmoffelen of goedpraten. Het is evident dat er in de afgelopen 58 jaar heel wat fouten gemaakt zijn.

Denk maar aan de vernederende behandeling van gelovigen en homoseksuelen in het begin van de revolutie, de economische ontsporing van 1970, de mislukking om de economie te diversifiëren, het uitblijven van de aflossing van de oude garde door een jonge generatie, enzovoort. De Cubanen zijn de laatste om te beweren dat hun parcours rimpelloos verloopt. Voor zover ik weet is Cuba ook het enige land dat een periode uit zijn recente geschiedenis benoemt naar gemaakte fouten.

De meeste critici geraken echter niet veel verder dan oppervlakkige fenomenen als prostitutie en gesjoemel of beoordelen Cuba alsof het over een rijk, geïndustrialiseerd land gaat, wat absurd is. Cuba staat inderdaad voor levensgrote uitdagingen, maar die reiken verder en zijn moeilijker te hanteren dan de oppervlakkige of misplaatste kritieken. Ik heb zelf een poging gedaan om de volgens mij twee meest essentiële uitdagingen te schetsen in een uitgebreide paper van MO*.

Het gaat ten eerste over de grote kloof tussen de hoge sociale, culturele en intellectuele ontwikkeling enerzijds en de zwakke economische basis anderzijds. Ten tweede is er sinds 1991 geen echte band meer tussen arbeid, salaris en koopkracht, wat zeer nadelig is voor de arbeidsmotivatie en de productiviteit. Op zijn beurt veroorzaakt dat veel corruptie en ongenoegen.

In dit artikel is er geen ruimte om in te gaan op de kapot gedraaide dooddoeners over Cuba: dictatuur, geen persvrijheid, schending van mensenrechten, massamoorden, economische janboel, … Daarvoor verwijs ik naar een recent interview met mezelf.

Blijf op de hoogte. Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Restez informé. Abonnez-vous à notre newsletter.