Geschiedenis van Cuba 7: verdere uitbouw van het socialisme (1975-1986)

Midden de jaren zeventig wordt een nieuwe grondwet en een kiessysteem, de zogenaamde ‘Poder Popular’ opgesteld met sterke betrokkenheid van de hele bevolking. ‘Poder Popular’. In die periode zijn er ook verschillende militaire missies, vooral in Afrika.* In december 1975 houdt de communistische partij haar eerste congres. De economische strategie wordt gewijzigd. Na het debacle van 1970 – toen alles werd gefocust op de suikerproductie – krijgt de industrialisering opnieuw voorrang. Heel wat managementtechnieken die in de SU en Oostbloklanden van toepassing zijn, worden overgenomen. Dat is niet het geval voor de nieuwe politieke structuren. Daar volgen de Cubanen een heel eigen weg. Naast het parlement komen er lokale besturen, die een nauwe band met de mensen moeten verzekeren. In de voorbereidingen van de verkiezingen spelen de massaorganisaties een zeer grote rol. Een electoraal proces duurt maanden en daarbij worden tienduizenden burgers betrokken. De directe participatie van de bevolking bij de politieke besluitvorming is een typisch kenmerk van het Cubaanse systeem. Het Congres omschrijft ook de werking van de communistische partij beter en stelt de administratieve indeling van het land op punt: indeling in provincies en gemeentes. Alle voorgestelde maatregelen krijgen hun beslag in een nieuwe grondwet, die door miljoenen Cubanen wordt voorbereid in de massaorganisaties en op 24 februari 1976 wordt voorgelegd in een referendum. Het nieuwe parlement verkiest de nieuwe staatsraad. Aan het hoofd daarvan wordt Fidel Castro verkozen als president. In deze periode is er opnieuw een grote vooruitgang op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerheid, sport en cultuur. Enkele voorbeelden: tussen 1975 en 1989 is de kindersterfte terug gelopen van 29‰ tot 11‰. De levensverwachting stijgt van 70 tot 74 jaar en het aantal dokters per inwoners gaat van één per 1000 naar één per 443.(1) Globaal gesproken haalt Cuba qua sociale indicatoren de score van een gemiddeld rijk land. Na het aftreden van Nixon n.a.v. het Watergate schandaal, komt er vanaf 1974 een prille dooi in de relaties met de VS. Op dat moment zijn de relaties tussen de SU en de VS in volle bloei. In de Senaat gaan stemmen op om de diplomatieke relaties te herstellen en het economisch embargo te beëindigen. Uitgerekend in die periode richt de Angolese bevrijdingsbeweging MPLA zich tot Cuba voor militaire bijstand. In oktober 1975, een maand voor de onafhankelijkheid zal worden uitgeroepen, vallen Zuid-Afrikaanse troepen het land binnen met de bedoeling de MPLA van de macht te verdrijven. Een marxistisch regime in Angola zou hun controle over Namibië in het gedrang kunnen brengen. Zonder steun zal het MPLA wellicht niet standhouden en zal Zuid-Afrika ook over Angola de controle verwerven. De SU stelt zich heel terughoudend op. Cuba stuurt 36.000 manschappen en weet de opmars van Zuid-Afrika tegen te houden. In maart 1976 trekt het apartheidsleger zich terug. De zaak is nog niet helemaal geklonken. In 1977 is er rebellie binnen het MPLA. Nito Alves, een Moskou getrouwe pleegt een coup tegen voorman Agostinho Neto. De coup kan alleen verijdeld worden omdat Cubaanse troepen samen vechten met de loyale MPLA-strijders. In dat zelfde jaar dreigt Somalië buurland Ethiopië binnen te vallen. Fidel probeert te bemiddelen, maar het mag niet baten. In juli begint de oorlog. Cuba zendt 24.000 manschappen en weet samen met het Ethiopische leger de aanval te stoppen. Deze keer gebeurt het wel met goedkeuring en steun van de SU. De internationale missies blijven niet beperkt tot deze twee landen. In de eerste dertig jaar van de revolutie verleent Cuba staan aan Algerije, Ghana, Congo (Brazzaville), Zaïre, Equatoriaal Guinea, Guinea-Bissau, Zimbabwe, Tanzania, Ethiopië, Somalië, Eritrea, Angola, Namibië, Mozambique, Zuid-Jemen, Syrië, Vietnam, Nicaragua en Grenada, alsook aan verschillende guerrillabewegingen in Latijns-Amerika. Ho Chi Minh: De Cubanen, met aan het hoofd Fidel, hebben veel solidariteit vertoond met ons volk en onze strijd. Wij Vietnamezen, zullen die steun nooit vergeten.(2) Door deze buitenlandse missies verwerft het land een buitengewone morele autoriteit in de Derde Wereld en wordt Fidel Castro één van de meest invloedrijke figuren van de Niet Gebonden Landen. In 1979 wordt het land verkozen tot voorzitter van die landengroep en in 2007 opnieuw. In de jaren tachtig treedt Cuba nog één keer in actie, wederom in Angola. Zuid-Afrika krijgt in de gaten dat de SU verzwakt is en bereidt een offensief voor in Zuid-Angola. Samen met het door de CIA gesteunde rebellenleger unita gebeurt de aanval in november 1987. Cuba stuurt prompt meer dan 50.000 soldaten. Na enkele weken van hevige gevechten wordt in Cuito-Cuanavale het Zuid-Afrikaans leger verslagen. Het trekt zich terug uit Angola en daarna uit Namibië. Deze strategische afstraffing is niet alleen een militaire nederlaag maar ook een morele opdoffer. Het leidt uiteindelijk tot de afschaffing van de apartheid. Het is ook een belangrijke bijdrage voor de bevrijding van Zimbabwe. In totaal zullen over de verschillende missies heen vierhonderd duizend Cubanen gevochten hebben in Angola, meer dan twee duizend lieten daarbij het leven. Op 19 juli 1979 trekken de Sandinisten Managua triomfantelijk binnen. Ze zijn een welkome bondgenoot voor Cuba, maar de problemen stapelen zich al gauw op. De eenheid van het revolutionair front ebt snel weg na de overwinning. De CIA start een brutale contraoorlog en de SU stellen zich in deze kwestie heel terughoudend op. Om de contra’s te bevechten opteren de Sandinisten voor een groot professioneel leger (de Cubanen adviseren guerrillaoorlogsvoering, zoals bij hen in de jaren zestig) en lijden zware verliezen. Verzwakt aanvaarden ze in 1990 in volle oorlogstijd verkiezingen, die ze nipt verliezen. In 1979 vindt een tweede revolutie plaats, op het kleine eilandje Grenada. Maar die is ook geen lang leven beschoren. In 1983 breekt zware ernstige verdeeldheid uit onder de leiding. Van de verwarring maken de VS gebruik om het eiland binnen te vallen en de revolutie ongedaan te maken. In 1977 wordt James Carter president van de VS. De relaties tussen de VS en Cuba verbeteren. Er worden diplomatieke relaties aangeknoopt (de wederzijdse gezanten krijgen het statuut van ‘zaakgelastigde’). Maar de militaire missies in Angola en Ethiopië maken een verdere ontdooiing niet mogelijk. In april 1980 breekt een nieuwe crisis uit. Interne contrarevolutionaire elementen, gesteund vanuit de VS stimuleren illegale emigratie. Enkele Cubanen bestormen de Peruaanse ambassade en doden daarbij een Cubaanse bewaker. Wanneer Peru weigert de moordenaars over te dragen, worden de veiligheidsmaatregelen rond de ambassade opgeheven. Dit trekt enkele duizenden Cubanen aan, die via een luchtbrug worden overgevlogen naar Costa Rica. Na twee dagen geeft de Cubaanse overheid de toestemming aan iedereen die het wil, om het land te verlaten via de haven Mariel, vlakbij Havanna. Tussen april en oktober maken zo’n 120.000 eilandbewoners de oversteek naar de VS. Deze toevloed heeft zeer negatieve gevolgen voor president Carter. Het is één van de redenen waarom hij de volgende presidentsverkiezingen verliest. In 1981 komt Reagan aan de macht. Hij is een neo-conservatief en volgt een harde lijn. Zijn politiek t.a.v. Cuba baseert hij op het zogenaamde Santa Fe document (mei 1980). Daarin staat dat de hulp van Cuba aan El Salvador, Guatemala en Nicaragua, geheel Centraal Amerika destabiliseert. Om die situatie op te lossen moet de bron aangepakt worden, d.w.z. Cuba. De agressie tegenover het eiland en provocaties worden opgevoerd. In 1981 wordt de Cuban American National Foundation (CANF) door Reagan opgericht. Dat is een extreem-rechtse machtige organisatie in Miami met heel veel financiële middelen. Ze legt zich toe op terroristische aanslagen op Cuba en pusht de VS-regering om een hardere koers te varen t.a.v. het eiland. In 1985 wordt Radio Martí gelanceerd, een CIA-zender die het eiland bestookt met vijandige en destabiliserende uitzendingen. Vanwege de toegenomen agressie ontwikkelt Cuba het concept van ‘oorlog van geheel het volk’, d.w.z. dat bij een eventueel conflict de bevolking massaal gemobiliseerd wordt. In het begin van de jaren tachtig worden één miljoen Cubanen op die manier getraind en georganiseerd. Halverwege de jaren negentig zijn dat er twee miljoen. In 1989 wordt vader Bush verkozen tot president. Hij zet de harde lijn van Reagan verder. In 1982 sterft Brezhnev. Tijdens zijn achttienjarige regeerperiode zitten de SU en Cuba op het vlak van internationale politiek niet altijd op dezelfde golflengte, maar zijn er wel solide en duurzame economische relaties, en kan Cuba rekenen op militaire rugdekking. Andropov, zijn opvolger geeft te verstaan dat de SU voortaan niet meer bereid is om troepen te zenden in geval van een militair conflict. De lauwe reactie van het Kremlin op de militaire invasie van de VS in Grenada, bevestigt dit. Het stimuleert de Cubanen nog meer om een operationeel volksleger uit te bouwen. Deel 1: De koloniale periode en de onafhankelijkheidsstrijd Deel 2: De Republiek (1902-1953) Deel 3: De gewapende strijd (1953-1959) Deel 4: De revolutie krijgt vorm (1959-1960) Deel 5: Ontstaan en uitbouw van het socialisme (1961-75) (1) Deel 6: Ontstaan en uitbouw van het socialisme (1961-75) (2) Deel 8: De Rectificatie (1986-1990) Deel 9: De Speciale Periode (1990-) Deel 10: Hervormingen en diplomatiek isolement (1994-1998) Deel 11: Diplomatieke successen en Batalla de ideas (1998-) Deel 12 (slot): Bush, ALBA, Fidel en Raúl (2003-) Tijdslijn Noten: * Dit artikel verscheen in gewijzigde vorm in Demuynck K. & Vandepitte M., De Factor Fidel, Antwerpen 2008, hoofdstuk 1. (1) Silva León A., op. cit., p. 79 en 134. (2) Geciteerd in Báez L. (ed.), Absuelto por la historia, Havanna 2006, p. 134.

Blijf op de hoogte. Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Restez informé. Abonnez-vous à notre newsletter.