Op 9 oktober 1967 werd de Argentijnse arts Ernesto Guevara op vraag van de CIA standrechterlijk geëxecuteerd in Bolivia. Vandaag, 44 jaar later is hij nog steeds een belangrijke inspiratiebron voor jongeren en militanten wereldwijd. Dit artikel zoekt uit waarom dat zo is. Een doorsnee idool heeft een beperkte houdbaarheidsdatum, zeker in Europa. Meestal gaat hij niet langer dan één generatie mee. John Lennon, Mao Zedong, Malcolm X of James Dean, het zijn stilaan vage herinneringen uit het verleden. Niet zo bij Ernesto Guevara. Veertig jaar na zijn moord zit hij nog steeds verstrengeld in ons collectief bewustzijn. Overal kom je nog zijn afbeelding tegen: keuvel een uurtje in een drukke winkelstraat en je zal gegarandeerd een trits t-shirts met de afbeelding van Che erop zien passeren. En dan zwijgen we nog over gadgets zoals sleutelhangers of pins, tattoo’s, posters en zijn afbeelding op bierflesjes, sigarendozen, kousen, zakdoekjes, lippenbalsem tot en met condooms. Dat het om veel meer gaat dan commercialisering van een hip figuur, blijkt uit het feit dat het weekblad Time hem een plaats gaf in de top honderd van meest invloedrijke figuren van de twintigste eeuw.
Als je inzoomt op het progressieve deel van de bevolking dan is zijn aanwezigheid nog sterker. Op sociale fora, vakbondscongressen of ‘linkse’ betogingen is hij sterk aanwezig. Heel wat linkse jongerenorganisaties profileren zich met zijn logo. Het evenement ‘Che Presente’ in Brussel lokt jaar na jaar tegen de duizend belangstellenden. De krant El País gewaagt zelfs van een heropleving de laatste jaren.
Het is al bij al een opmerkelijk gegeven: een guerrillastrijder die zijn activiteiten in de brousse onderbrak met enkele jaren ministerschap in een arm en onderontwikkeld land, is de identificatiefiguur van jonge intellectuelen of arbeiders in een hoogtechnologische maatschappij. Dat deze vrijheidsstrijder populair is in Latijns-Amerika, Afrika of Azië, tot daar aan toe, maar in Europa of in de rest van de rijke wereld? Nog merkwaardiger is het gegeven dat Che de ideologische collaps overleefd heeft die volgde op de val van de Berlijnse Muur. In de jaren negentig werden zowat alle marxistische sterren van het firmament gehaald, die van de volbloed communist Che bleef schijnen. En zelfs de hysterie rond de war on terror schijnt hem niet te deren. Indien Che vandaag zou leven zou hij zeker bovenaan de lijst van gezochte terroristen staan. De ultieme poging om het imago van Che te breken is de beschuldiging van massamoord. Maar dat is volkomen ongegrond.[1] De beroepsrevolutionair uit Argentinië lijkt dit allemaal te trotseren. Een foto van Alberto Korda maakte hem wereldberoemd. De volgens de fotograaf ‘indringende en boze blik’ op deze foto is minstens zo intrigerend als die van de Mona Lisa. Na zijn dood in 1967 ging deze foto heel de wereld rond en werd het icoon van de mei ’68 generatie. Het kiekje werd genomen op de begrafenis van de honderd slachtoffers die de dag voordien omkwamen bij een terroristische aanslag op een boot in Havana, vermoedelijk door de Amerikaanse veiligheidsdiensten. Dat waren de woelige jaren zestig. De vraag is waarom deze foto tot op vandaag het meest gereproduceerde beeld ter wereld blijft. Hoe valt dat uit te leggen? Vanwaar komt de schijnbaar tijdloze en universele uitstralingskracht van deze beroepsrevolutionair? Hoe verklaar je zijn bijna mystieke bezieling? Een eenvoudig en eenduidig antwoord hierop is onmogelijk. Che spreekt daarvoor te veel facetten aan van de menselijke existentie.
Ongetwijfeld roept hij de rebel op die in ieder van ons schuilt, maar die door opportunisme, opvoeding of conditionering vaak sterk verdrongen wordt. Che belichaamt protest tegen het establishment, strijd tegen uitbuiting en verdrukking. Mandela: ‘Che’s leven is een inspiratiebron voor iedereen die van vrijheid houdt. Wij zullen zijn nagedachtenis blijven eren.’ Guevara staat symbool voor revolutie, voor het onvermoeibaar streven naar een rechtvaardiger maatschappij. Dertig jaar neoliberaal offensief heeft dit streven alleen maar actueler en dringender gemaakt. Het leven van de Argentijnse arts straalt authenticiteit en radicaliteit uit. Che was onbuigzaam als het om principes ging en bereid zijn leven daarvoor te geven.
Het zijn kenmerken die in onze verkleinburgerlijkte samenleving flink ondergesneeuwd zijn, maar die hun aantrekkingskracht op eerlijke mensen nooit hebben verloren. Jezus van Nazareth heeft een gelijkaardige aureool, maar twee belangrijke factoren spelen in diens nadeel. De zoon van de timmerman leefde zeer lang geleden in een slavenmaatschappij, die met de onze zo goed als niets gemeen heeft. Bovendien werd zijn figuur achteraf bezoedeld met onwaarschijnlijke theologische rotzooi. Bij Che is een directe en ongekunstelde identificatie veel makkelijker. Che is het archetype van anti-imperialisme. ‘Twee, drie, vele Vietnams’, dat was zijn motto. Enkel een onwrikbare houding van de derdewereldvolkeren tegen de buitenlandse overheersing kon volgens hem uitweg bieden. ‘De beestachtigheid van het imperialisme’ kon alleen maar met de wapens verslagen worden. Nergens wordt dat beter geïllustreerd dan vandaag in Irak en Afghanistan. Let wel, het ging bij hem niet om een goedkoop anti-Amerikanisme. Hij had het evengoed tegen ‘de Belgische para’s in Congo of de Franse imperialisten in Algerije’. Naarmate het juniorimperialisme van Europa zijn eigen interventiecapaciteit verder opdrijft en zich in militaire avonturen zal storten, zoals vandaag in Libië, zal de figuur van Che ook bij Europeanen aan aantrekkingskracht winnen.
Een heel belangrijk deel van zijn invloed en uitstraling heeft Che te danken aan de Cubaanse revolutie. Hij zei het zelf reeds: ‘Om revolutionair te zijn moet je eerst een revolutie hebben. De geïsoleerde inspanning, de individuele inspanning, de puurheid van de idealen, de ijver om zijn hele leven op te offeren voor de meest nobele idealen, dat alles dient tot niets als het om een solo-inspanning gaat, ergens in een hoek van Latijns-Amerika. (…) Om revolutie te maken heb je nodig wat we vandaag in Cuba hebben: dat een geheel volk zich mobiliseert.’ Che was misschien een buitengewone persoonlijkheid, maar hij leefde ook in buitengewone omstandigheden. Een revolutie brengt zijn eigen leiders voort, vormt ze en doet ze rijpen. Revolutionaire leiders doen een schat aan kennis en wijsheid op doorheen de nederlagen en overwinningen, doorheen de duizenden discussies die ze voeren over vitale kwesties. Ze leiden maar plukken ook de vruchten van de strijd van duizenden, vaak miljoenen arbeiders en boeren. Dat maakt van hen zo’n grote persoonlijkheden. Het is daarom belangrijk de compagnon de route van Fidel niet alleen als individu te bekijken, als een unieke persoonlijkheid, maar ook en vooral als gerijpte vrucht van een revolutionair proces. En bovendien, wat zou er van Che geworden zijn als de Cubaanse revolutie hem niet gekoesterd had? Zo dwarsboomde de alerte ingreep van de Cubaanse leiding de CIA-plannen om zijn dagboek van Bolivia te vervalsen. Welk ander land zou hem een waardige begraafplaats hebben gegeven? Hoe zouden we vandaag Che bekijken indien de revolutie waarvan hij een belangrijke architect was, ontspoord zou zijn of opgehouden had te bestaan? Het Cubaanse volk is onlosmakelijk verbonden met Che en dat geldt evengoed in de omgekeerde richting. Elk tijdvak heeft zijn helden, bezielers en identificatiefiguren. In de zogenaamde Spilperiode (9° tot 3° eeuw vC) traden figuren als Boeddha, Confucius, Jeremia en Socrates op de voorgrond. Zij braken met primitieve en fatalistische opvattingen en introduceerden de ethiek in het maatschappelijk leven. Zij waren niet alleen de voorbode van nieuwe, meer ontwikkelde beschavingsvormen, zij waren ook een katalysator ervan. Het is uiteraard te vroeg om te oordelen of de figuur van Che een voorbode is van een beschavingsvorm die het kapitalisme overstijgt. Maar het is wel duidelijk dat de laatste vijftig jaar weinig andere figuren heeft voortgebracht met dezelfde uitstraling. Voetnoot[1] De feiten: Na de revolutionaire overwinning in 1959 werd in Cuba een volkstribunaal gehouden. Oorlogsmisdadigers en criminelen van de dictatuur werden er berecht volgens de principes van Neurenberg. Tijdens die dictatuur kwamen ongeveer 20.000 mensen om het leven en een veelvoud daarvan werd gefolterd of gekwetst. Che was voorzitter van de beroepscommissie van dit tribunaal. Als je Che beschuldigt van massamoord, dan geldt dit net zo goed voor de rechters van Neurenberg of van het naoorlogs België. Dat zou nochtans in ons hoofd niet opkomen, over de figuur van Che blijkbaar wel. Nog dit, in tegenstelling tot in onze landen na de Tweede Wereldoorlog – gekend als ‘de repressie’ –- werden in 1959 in Cuba geen mensen standrechterlijk geëxecuteerd of vermoord.