Cuba deelt met de Verenigde Staten één van de meest orkaangevoelige gebieden ter wereld. Toch zien we een groot verschil in de wijze waarop beide landen de ramp aanpakken. Cuba, dat acht keer armer is dan de VS, slaagt er telkens in zich van het grootste kwaad te behoeden. Niet hoe rijk een land is, maar waar ze haar rijkdom voor gebruikt, maakt het verschil.
Irma was nog categorie 5 toen het over Cuba raasde, en is de krachtigste orkaan die het eiland aandeed sinds 1932. Aan de Cubaanse kusten zijn golven gemeten van 5 tot 7 meter hoog. De regio meet intussen de schade op, gaande van afgerukte daken en vernielde oogsten tot stroomstoringen. De uitdagingen voor heropbouw zijn enorm. Cuba telt tot nu toe tien dodelijke slachtoffers, maar dat hadden er veel meer kunnen zijn.
Lessen uit CubaHet Rode Kruis en de Verenigde Naties erkenden de eilandstaat al verschillende keren als een voorbeeld in risicobeheer. Cuba gaat – terecht – uit van de veronderstelling dat de volgende storm nooit veraf is. Ze bereiden zich permanent voor op het ergste en organiseren jaarlijks een tweedaagse training die elke burger leert wat ze moeten doen bij een evacuatie.
Nog belangrijker is Cuba’s kenmerkende filosofie waarop hun hele systeem steunt, namelijk dat van de totale mobilisatie van de bevolking. In Cuba heeft iedereen een rol. Dokters, leerkrachten, vrouwen- en buurtraden bekijken samen noodplannen en evalueren jaarlijks vastgelegde procedures. 72 uur op voorhand kunnen meteorologische instellingen alarm slaan waarna de buurt in actie schiet om ramen dicht te timmeren, voedsel te koken en meubels naar hogere appartementen te dragen.
Elke Cubaan krijgt ruim op voorhand een vaste opvangplaats toegewezen. Wiens huis onveilig is verklaard en geen plaats heeft bij familie, kan terecht in een door de overheid beheerde opvangplaats. Een medische post wordt geïnstalleerd, inclusief een dierenarts voor wie zijn huisdieren niet wil achterlaten. Gemeenschapsbakkerijen draaien extra uren om voldoende brood te leveren.
In Cuba spelen buurtraden en gezondheidscentra een essentiële rol in het vooraf in kaart brengen van de kwetsbaarste bevolkingsgroepen zoals ouderen en mindervaliden, zodat zij gepaste hulp kunnen krijgen. Om files te vermijden, organiseert de overheid vervoer met alles dat ter beschikking staat: van bussen tot paardenkarren. De Cubanen zijn creatief met de weinige middelen die ze hebben, dat moet je hen nageven.
Dezelfde collectieve inzet keert terug na de ramp waarbij elke inwoner helpt met het opruimen van straten en het herstellen van huizen.
Het eiland laat het niet na om de regio te helpen, hoewel het zelf dringend nood aan steun heeft. Zo vertrokken dit weekend nog 750 gezondheidswerkers naar onder meer Antigua, Barbuda, en de Bahama’s om de bevolking bij te staan.
Chaos aan de andere zijdeDit staat in schril contrast met de beelden die opduiken vanuit het rijkere deel van de Caraïben. In Florida werden 6,5 miljoen burgers aangemaand te vluchten, maar kregen daarbij weinig ondersteuning. Ze stonden voor een onmogelijk dilemma: blijven en hopen dat de orkaan meevalt, of vluchten en vastzitten in het verkeer. De vrije markt deed haar werk: luchtvaartmaatschappijen profiteerden schaamteloos van de situatie om hun ticketprijzen fors te verhogen.
Vandaag zitten naar schatting nog 10 miljoen mensen zonder stroom. Dat komt voor een belangrijk deel door een gebrek aan wil om de verouderde infrastructuur te vervangen door ondergronds stroomtransport.
Net als bij orkaan Katrina in 2005 kon een groot deel van de inwoners gelukkig op tijd weg komen, maar is het vooral de arme, zwarte bevolking die achterbleef. Natuurrampen maken de ongelijkheid in een samenleving gewoonlijk frappant duidelijk.
De nachtmerrie van orkaan Katrina is nog vers: 12 jaar later is in New Orleans nog steeds voelbaar hoe het rampenplan en de wederopbouw volledig faalde. Een groot deel van de inwoners keerde nooit meer terug. De financiële steun die eerder werd toegezegd door president Bush bleef beperkt. Pittig detail: Cuba bood toen medische hulp aan, maar de Amerikaanse overheid weigerde koppig.
De Verenigde Staten zijn niet de enige slechte leerling. Anno 2017 vielen de zwaarste klappen op het eiland Saint-Martin, dat nog steeds Frans grondgebied is. 60% van de huizen zijn verwoest en de bevolking heeft geen toegang meer tot water en elektriciteit. De voorbereiding was er onbestaande.
President Macron reageerde door extra politiekrachten te sturen, nota bene om de voedselopslagplaatsen gewapend te bewaken. Een vakbondsafgevaardigde uit Guadeloupe vat samen: ‘De enige publieke dienst die tijdens rampen wordt versterkt is beveiliging. De overheid verwijt de bevolking te plunderen, maar wij proberen gewoon te overleven.’Hetzelfde geldt voor Sint-Maarten, de Nederlandse zijde van het eiland. Onze noorderburen zijn nochtans geen groentjes wanneer het over overstromingen gaat. De hulp van de Nederlandse regering beperkte zich tot nu vooral tot tot het evacueren van toeristen uit het vakantieparadijs.
Het spook van het klimaatDit nalaten van verantwoordelijkheid wordt extra cynisch wanneer we weten dat het Nederlandse koningshuis een significant aandeel heeft in Royal Dutch Shell, een oliebedrijf dat één van de grootste lobbyisten is tegen investeringen in hernieuwbare energie. Klimatologen zijn het er nochtans over eens dat er een verband is tussen CO2-uitstoot, de opwarming van de Aarde en het meer frequent voorkomen van krachtige orkanen.
De hele Caraïbische regio draagt nu de verschrikkelijke gevolgen van deze struisvogelpolitiek. We moeten dit niet enkel keren, maar moeten ook dringend nadenken over hoe we de bevolking kunnen beschermen tegen de stormen die nog komen. Cuba’s preventieve aanpak is een belangrijke les voor de hele wereld. Beeldt u eens in wat de Verenigde Staten, Nederland en Frankrijk, landen met onmeetbaar meer middelen en rijkdom, zouden kunnen bereiken als ze dezelfde politieke keuzes maakten?
Julie Steendam is beleidsmedewerkster bij de Belgische ngo G3W-M3M. Isabelle Vanbrabant is voorzitster Cubanismo.beDe opinie verscheen op MO